'206
maar ook van agter soude werden aangevallensoo dat den-
//selven in seer korten tijd van de zee soude werden ver-
slondenen door geen werken of inlagen soude konnen
werden gehouden en secuur gemaakten men zelfs seer
klaar kan voorsiendat de Craayerts daarvan ook niet souden
//bevrijt blijven, maar voor een groot gedeelte hetselve lot
//souden treffen 1),"
Ingevolge resolutie van de Staten van Zeeland dd 7 No
vember 1720 werd daarop de dijkage van Borsele door twee
beëedigde inspecteurs G Alvarez en C. Crabbendijke on
derzocht, Het bleek - de inspectie had plaats na een nieu
wen storm, dien van 2 December 1720 dat dijkgraaf en
gezworens den slechten toestand van hunne dijkage niet hadden
overdreven, ja, dat deze sedert hun request nog was verer
gerd. Gekomen sijndezeggen de inspecteurs o. a. in hun
rapporttot aan het steyle van Borselehebben de nolle
//aldaar ten noorden en voor den nol met sant bewassen ge-
vondenmaar een weynig daaraan al de voorlanden voor
//den zeedijk, synde de inlage van den jare 1685, soodanig
inkankerendeafpellende en naderende bevondendat deselve
//ten veel plaatsen tot op 1^ roede en voorts tot in den teen
//van den dijk is gekomen, niet jegenstaande suffisante rijs-
barmen wel met steen belegt daarvoor waren gewerktdie
alle met de laaste vloeden of geheel geruineert of ten minste
//merkelijk beschadigt sijn, invoegen dien dijk ten veele plaat-
sen aan den teen opwaards met rijs en steen en voords met
matwerk werd bewaarddog met de voorige en laaste vloet
ook soodanig beschadigt en gebrokendat vele plaatsen tot
halven inde cruyne sijn moeten beset werden met rijs en
//steen, om verder inbreuke en inundatie te voorkomen, synde
//liet water meest alomme over den selven dijk heenen ge-
//vloeijt, invoegen dat selfs al een val of afstortinge in
//den hiel van den dyk hebben gesien, dat ten uyttersten te
Adviesboek ter Rekenkamer van Zeeland, deel 65, fol. 154.