25 mogen te practiseren en oock medicyne te leveren by en allen degenendie baar daartoe sullen comen te versoucken ofschoon de apothekers in een later schrijven hadden be richt, dat zij het doctor d'Oultreleau indien hun accoord door de regering wierd goedgekeurd zouden toestaan zijne opene apotheek voort te zetten. Men ziet hieruit, dat de regering voor de noodzakelijkheid had moeten bukken, dat zij de ordonnantie van 1624 niet had kunnen of willen handhavenen het doctoren en apo thekers vrijliet om in alle opzichten met elkander te concur reren. Maar natuurlijk kon nu ook de harmonie van de leden van Majestate et fide niet blijven bestaan. d'Oultreleau was de oorzaak, dat het accoord waardoor doctoren en apothe kers de eenen niet zouden leveren en de anderen niet zouden //visiteren" niet werd geapprobeerd, en aangezien er wel meer doctoren zullen geweest zijndie in dat leveren van medicynen nog zooveel geen laese majesté zagen als Everard Trezel en Yan de Yoorde was het hoogst begrijpelijk, dat Mujestate et fide voor liet eigenbelang zwichtte invidiae oestrum- De doctoren werden geen lid meer en het schijnt kort na 1676 ontbonden te zijnalthans na dien tijd kwamen er geene leden bij. In het jaar 1693 ging de overheid weder een stap terug, door te bepalendat doctorendie geen open winkel hielden geene medicynen mochten leveren aan schepen van de O. of W. Indische maatschappij. Zij deed dat natuurlijk omdat hunne apotheken niet gevisiteerd werden, maar met dat al was het wel een voordeel voor de heeren apothekers maar tevens een erkenning van het recht der doctors om óf ge sloten óf opene apotheken te houden. Geen wonder, dat de apothekers zich zooveel zij kondenwreekten en bewerkten dat de magistraat in Maart 1700 vaststelde, dat de doctoren in het apothekersgilde vrij moesten wordendat wil zeggen dat zij geld moesten betalen. Dat was voor der doctoren beurs eene luttele opoffering, maar voor hun majesteit eene

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1888 | | pagina 29