446
bij bet omploegen nooit iets merkwaardigs gevondenen de
arbeiders hebben mij verklaarddat de steenen beenderen
schelpen, die men gevonden heeft, op ben den indruk hadden
gemaakt van afkomstig te zijn uit het omliggende land en uit
slooten. Er loopt op verren afstand eene sloot om, doch bet
terrein is te veel gewijzigd om hier waarde aan te hechten.
De Domburgsche watergang is ver af, doch de richting van
den weg, die bij den berg behoort, duidt op eene vroegere
richting naar dat water. Eigenlijk ligt hij midden tusschen
twee watergangen.
Men beeft baksteenenzoogenaamde moppen gevonden onder
aan en in de bovenlagenmaar niet in bet middenzoodat zij
waarschijnlijk jonger zijn dan de berg. Die in de kruin lagen,
maakten den indruk van de fondamenten te zijn geweest van
een klein buisje, dat volgens overlevering een duivenkot zou
zijn geweest en aan de hoeve haar naam zou hebben gegeven.
Sanderse zelf heeft mij medegedeeld, dat men ook wel
hoeken vol asch en verteerde boutskool gevonden heeft en
enkele steenen pijpjesdie of door latere bemesting of bewo
ning er in zijn gebracht of, wat niet waarschijnlijk is, voor
een jeugdigen oorsprong pleiten zouden.
In mijn verslag van 1852 schatte ik de grondvlakte op 28
en de platte kruin op 4^ M. middellijn; de omringende
grond was beduidend hooger dan die der naburige landerijen.
Door de zorgen van den toen nog levenden, en in bet af
graven zeer veel belangstellenden heer I. Spruit, gepensio
neerd kapiteindie in deze buurt was geborenontving ik
uit dien berg het navolgende
1°. Een stuk steen blauw van kleurdat naar onze mee
ning niets anders was dan een stuk van een gebroken slijp
steen, hoedanig men bij de boeren van de oudste tijden af
heeft gebruikt om schapenscharenbijlen en zoo meer te slijpen.
2°. Beenderen van schapen kalveren runderen varkens en
ook van bet paard; de eerste waren talrijk, de overige niet.
De meeste lagen midden in den berg, 1M. beneden de