447
kruinschier alle op dezelfde hoogteterwijl de boven- en
buitengrond er geene bevatten. Zij waren niet geslepen, en
de sponsachtige deelen hadden door uitdrogen veel geleden
intusschen waren er runderbeenderen ik meendat zij nog
bij het genootschap worden bewaard die sporen droegen
van beginnende versteeningmaar op lang na niet zoo ver
gevorderd als bij die van den Luijcksberg. Een hoornkern
van het rund had denzelfden korthoornigen vorm als die,
welke men te Domburg in de mesthoopen bij de oude begraaf
plaats, in den buitenkant van den dijk te Westkapelle,
en ook te Middelburg een meter onder den grond bij het
bouwen der school in den langedelftgevonden heeft.
Eene onderkaak van het varken had groote slagtanden;
volgens oude boeren was het echter slechts het gewone gebit
van een flink ontwikkeld mannetjesvarken of beer; van schedels
is niets gevonden.
Merkwaardig is het, dat men in dezen berg een stuk of
het lichaam van een cetacée-wervel heeft opgedolven met
oude en nieuwe indruksels van spade en schopzonder eenig
spoor van verbranding. Het is natuurlijk een stuk van een
aangespoeld dier, dat voor allerhande doeleinden kan gebruikt
zijnhet had slechts eene middellijn van twee palm. Er was
overigens niets aan te zien en andere stukken van een wal-
vischaardig dier zijn volstrekt niet gevonden. Wij zullen
zulk een been ook vermelden in den nabij gelegen berg van
Serooskerke.
3". Eindelijk vond men krijtbolletjeswaarvan men mij
een dozijn heeft geschonken, en die nog bewaard zijn; men
vond ze niet in het binnenste, maar vrij oppervlakkig, zoo
dat zij bij het afgraven reeds spoedig te voorschijn kwamen.
Men vond ze in aanzienlijke hoeveelheid en niet overal maar
alleen aan de N. W. zijde, waaruit de heer Spuuiï, naar ik
meen verkeerdelijk, opmaakte, dat zij door den ]NT. W. storm
tegen den reeds bestaanden berg waren aangebracht. Ik hield
ze niet voor aangespoeld, maar voor in onzen grond gevorm-