450
vroegeren berg, en deze op zijn beurt werd zoo genoemd
naar zekeren Luycks. Men kan u bet glooiende terrein
achter de hofstede nog wijzenjaarlijks evenwel wordt het
door het ploegijzer vlakker gemaakt. Hij had in 1834 nog
eene hoogte van 5 a 6 M, en toch heeft Haïtihga hem ver
geten, of niet waardig geacht af te beelden.
In 1834 woonde daar de landman Six, de grootvader van
Louweese's vrouw. In dat jaar is de berg afgegraven en
dat wel in bijzijn van den oudheidkenner Jhr. Eethaan
Macaeé, die reeds in zijne jeugd vin de buurt", op een
familie-buiten gewoond had en van prof. Eeuvens. Geen berg
is dan ook met betere oogen onderzocht, en gelukkig leverde
de berg schijnbaar meer bijzonderheden op dan men gedacht had,
zoo zelfs dat en ab Uteecht Deesselhuis en Macaeé er een
hoofdreden in zagen om hunne offerhanden-theorie op te gron
den en in Serooskerke met zijne, thans helaas niet meer aan
wezige buitenplaats //Noordhouteene echte offerplaats terug
te vinden uit den heidenschen voortijd. Men leze daarover
Macaeé's verhandeling in het Archief van het Zeeuivsch Ge
nootschap dl Istuk IYgetiteldEene heidensclie offerplaats
op Walcherenop welker beteekenis ik hoop later terug te
komen. Wat de vondsten aangaat leze men van Deesselhuis,
Be Godsdienstleer der oude Zeelandersblz. 100, waaruit ik het
voornaamste overneem.
Deesselhuis gaf hem elf el hoogte dus te veel!
//De grond bestond uit kleiaarde, zand, zavel, veengrond enz.,
waaronder eene menigte stukken krijtterwijl de geheele massa
tot beneden toe doormengd was met beenderen, potscherven
en steenen van verschillende soort en grootte Yoorts aseh
houtskool, verteerd en vermolmd hout, mosselschelpen enz."
Omtrent die voorwerpen vermeldt hij
1°. Een brok steen, lang 4, breed ruim 2 palm, van eene
steensoort die met versteende planten gevuld is en volgens
opgave ook te Avelgem in Westvlaanderen voorkomt. De op
pervlakte is bedekt met figurenhetzij een gevolg der ver-