454 overal bouwlanddoch dit stuk is weide gebleven en heeft zijn uitgang naar het oosten. Er ligt geene hoeve bij dien berg, doch de weg loopt er vlak langsen er is ook een tak van den watergang vlak bijer loopt ook een voetpad langs van het dorp naar den berg en dan langs de hofstede Gapinge naai den Polderdijk. Eens werd de hals van een oud potje gevonden Ik zag in den rondom zichtbaren heuvel zeeschelpen en ook zoetwaterscli el pen Helix en Planorbis - doch deze laatste kropen op den grond en zijn dus van lateren oorsprong. Er staken hier en daar kleine beenderen uit van schapen of geitendoch weinig in aantal en gebroken Zij lagen niet als begraven, maar verward; er was geen petrefactie; enkele sponsachtige beentjes waren vermolmd en van ijzerroest kleur of wel zwart, even alsof zij gebrand waren. De inhoud was gewone kleiof zaveldoch door den berg liepen, tak- of laagvormig, een groot aantal bruine strepen, die uit bruine klei bestonden en geene organische overblijfsels bevatteden. Men zou op het eerste gezicht meen endat het veen of wortels waren De bruine kleur was dan ook volgens dr Seelheim alleen een gevolg van ijzeroxyde en de stratificatie een eenvoudig gevolg van afwatering en van bezinking. Bij de laatste afgraving vond men in het bovenste gedeelte groote stukken steen van tweeërlei soort, de eene grijs, de andere blauwachtig. Zij waren gebroken en misschien stukken van molensteenende omtrek was intusschen niet cirkelrond, zooals bij molensteenen Er was uit die stukken volstrekt niet op te maken, dat het ofi'ersteenen zouden zijn geweest. Misschien zijn zij boven op den berg gebracht uit een vroe- geren molen. Hattinga teekent namelijk zuidelijk van dien berg dus dichter bij het dorpjuist in den hoek tusschen den zandweg en den grintweg nog een bergje af, met het woord Molenberg er bij; het is mij gebleken, dat inderdaad die hoek nog de Molenwal heet, doch ik heb volstrekt geen

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1888 | | pagina 458