526
oorspi'onkelijken waterweg houdenomdat alle slooten in sprin-
ken en watergangen uitloopenen deze in voor- en najaar
oudtijds de gewone wegen moeten zijn geweest, maar voor een
grooter deel is liet bestaan der stereotype sloot te verklaren
uit de behoefte aan grond om den berg te maken.
Het is zeer opmerkelijk dat de oorspronkelijke uitgang
der bergwei vaak oostwaarts lagIs dit een oriënteeren ge
weest uit een godsdienstig oogpunt, of een gevolg van het
ontwikkelen van den weg aan de zuid- of oostzijde? ik kom
er later op terug.
Tusschen de ligging der bergen en de watergangen is een
onmiskenbaar verband, waarop o. a. ook de heer Beekjian
gewezen heeft. Met zekerheid valt hier niet te oordeelenom
dat de waterwegen na den bergbouw noodzakelijk zijn gewijzigd
en nog steeds worden vergraven, terwijl de bergen niet van
plaats veranderen. In de opsomming der bergen heb ik er
steeds op gewezenhoe vaak de watergang of sprink nabij
was, en hoe vaak de bergen op eenigen afstand aan beide
zijden van een watergang zijn opgebouwd. Men vergelijke
daartoe op de kaart de bergen van Nieuwerkerke, van Zandijk
met Gapingede twee bergen van Serooskerkede beide van
Aagtekerke, die van Buiskerke met Poppekerke en den Ha
zenberg, en vooral, om ze niet alle op te noemen, de zes
bergen nabij Hoogelande. Ik behoef niet te wijzen op het
gewicht van dat verband. Waarschijnlijk lagen de bergen aan
de uiterste grenzen der schorren of had men bij overstroomin
gen toen zee- en zoet water bij hooge vloeden nog ineen
liepen, juist de nabijheid der watergangen het meest te vreezen.
Thans voeren onze watergangen ten gevolge van de uitne
mende sluizen, of zoet of min of meer brak water; dat kleine
zeedieren er in leven kunnenbewijzen de Corophium-soorteu
en de Palaemonetes variansde Oncholaimus thalassofugusde
Spilophora geophila, en andere. Sedert het groote zeekanaal
is gegraven, bevatten de slooten achter Torenvliet, dus op
verren afstand, alleen ten gevolge van doorsijpelen, meer