DE INHOUD DER BERGEN. Ill, Zeelandeen alluviaal landligt op een veenbodemwaar boven zien zeeklei en zeezand hebben gepraecipiteerdde klei vormt zich bij ebbe en bij langzame stroominghet zand zakt zelfs bij een meer beweeglijk water; het vult de geulen, het vormt platen of banken en wordt ook wel door den wind opgevoerd De oorspronkelijke boven het water verrezen bodem van Walcheren, door geene dijken ingesloten en minder aan zware overstroomingen blootgestelddan thans wel plaats heb benis langzaam bezonken; het vlak kan geen mathematisch vlak zijn gewordenmaar moet hoogten en laagten hebben gehad, ofschoon deze dan ook weinig verschilden; op zulke hooge plaatsen heeft men natuurlijkerwijze liefst de bergen gemaakt en vermits het alluvium eene zekere neiging heeft om langs de stroomen hooger te zijndan op eenigen afstand van deze, laat liet zich begrijpen, dat men voor bergen be halve de hooge gronden, die in den winter boven water blijven vooral de nabijheid van de latere watergangen heeft uitgeko zen. Op die klei of dat zand ligt de berg. Men heeft ge zegd, dat de grondlaag der bergen zich uitstrekte tot beneden het maaiveld, doch dit is nog zoo zeker niet. De berg heeft geen grens en daar de grondstof, waaruit hij bestaat, aan den ondergrond gelijk is, kan men zich vergissen; geen enkele afgraver heeft mij kunnen zeggen, dat hij het begin van den berg had kunnen vinden zoodat het zoogenaamde gezakt zijn voor mij, zooals ik zeidenog niet is eene bewezene zaak; de berg moge ingeklinkerd zijnde omringende grond is het ook.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1888 | | pagina 534