536
tijds van sintels en kolen. De aschdeelen waren meestal zwart
van kleurdoch enkele afgravers spraken ook van meer geel
achtige, zelfs van witachtige asch. Sommigen zagen alleen
asch van boven, anderen in den berg, inboeken, zooals men
dat uitdrukte, en nog anderen vonden geheeledoor den berg
heenloopende lagen van asch, zooals b.v in den berg no. 11.
Voor hen, die slechts hier en daar een hoop asch vonden,
was dit natuurlijk gemakkelijk te begrijpenvooral indien men
die asch nabij of op de kruin vond; doch zij, die geheele
lagen vondenwisten ter verklaring niets anders aan te voeren
dan dat asch stevigheid geeften dat men dus in die lang
vervlogen eeuwen die. asch moet hebben gehaald van elders
langs de waterwegen, b.v. van de eene of andere groote plaats,
waar men met de asehvaalt verlegen wasomdat men in oude
tijden asch, even als thans, wel als loog gebruikte om te
wasschenmaar niet om het land te bemesten.
Ook mij was natuurlijk die asch een raadseldat ik te
minder kon oplossenomdat ik geen asch te mijner beschik
king had. Gewone asch in geringe hoeveelheid aan de opper
vlakte of zelfs midden in den berg was te verklaren uit tij
delijke toevallige bewoninguit herdersvurenuit seinvuren
en wie zal het ontkennenuit paaschvuren misschiendoch
groote hoeveelheden bleven onverklaarbaar. En het waren niet
alleen de afgravers, die in Walcheren in lateren tijd bergen
hebben afgevoerdwelke van asch spraken maar ook de ge
leerde onderzoekersDuesselhuis Reuvens e. a. Ik nam die
aschdeelen dus op gezag aanals eene conditio sine qua non
en begreep het gewicht er van met het oog op bewoning of
oft'erplaatsen en zoo meer Intusschen heb ik reeds lang ge
aarzeld om alles voor waar aan te nemen Mijn goed geloof
werd vooral hierdoor geschoktdat sommige afgravers mij ver
zekerden volstrekt geen asch te hebben gevondentenzij ande
ren mij toestemden waarschijnlijk asch te hebben gezienom
dat ik er naar vroeg. Het trof mij, dat men wel van asch
van houtskolen sprak, doch dat niemand ooit een duidelijk