540
eengehoopt of concentrisch rondom een puntnooit vond men
geraamten, nooit een gaven dierenschedel en nooit toonden
die beenderen sporen van verbranding. Van kleine dieren
waren zij gaaf, van grootere gebroken. De zelfstandigheid
was bros en droog, de kleur of zwart, bij het droogen in
grijs overgaande, of geel, geelbruin, somtijds met roestkleu
rige plekkeneigenaardighedendie natuurlijk te verklaren
zijn uit het verschil van grond. In modderige klei liggende,
worden beenderen zwart, in zand bruin in de lucht wit. Yan
vogelsvisschenottershazenkonijnenherten iszooveel ik
weet, niets gezien. Hertengeweien zijn in Zeeland wel gevon
den doch in lageneenige meters beneden het maaiveldb. v.
5 M. diep bij het graven van het kanaal in Zuid-Beveland
Catalog. Zeeuwsch genootschapno. 13 zij dagteekenen uit
nog vroegeren tijd en de praehistorische beenderendie men bij
het Zeeuwsch genootschap bewaart, zijn nog veel, veel ouder;
zij zijn van Mammouthen en voorhistorische Bunderen, opge-
vischt in de Schelde. In de bergen niets van dat alles.
Men vond 1°. paardenbeenderendoch behalve de later
te vermeldenzoogenaamde tibiasslechts zeer weinigein
den Luycksberg vond men een paardenheiligbeen. 2". Yan
runderendeze vormden het grootste aantal in den berg van
het hooge Duivekot. Uit een aldaar gevonden hoornkern
de eenigste, die ik weet, dat in bergen is gevonden, kan
men opmaken dat de runderen tot het korthoornig ras heb
ben behoord, zooals men dat vroeger algemeen vond in het
westen van Europa. Gelijksoortige hoornkernen zijn zie
Catalog. Zeeuwsch genootschap ook gevonden in den dijk van
"Westkapelledaar waar vroeger land was, te Middelburg een
meter onder den grond en te Domburg. 3°. Schapen en waar
schijnlijk geiten; de eerste waren somtijds talrijk. Te Wol-
faartsdijk ]j vond meneven als te Domburg ramshoornen.
Men vergeve mijdat ik nu en dan ook van niet Walchersche bergen
spreek.