541 4°. Varkens. Als bewijs daarvan bewaarde men vroeger een paar slagtanden van wilde zwijnen uit den Luycksberg bij Serooskerke, die door Diiesselhuis en Macaré in hunne verhandeling, niet zonder onpartijdigheid, zijn opgenoemd als het ware om aan te toonendat weleer in Walcheren wilde zwijnen rondliepen. Dit berust zeker op dwalingimmers wilde zwijnen vereischen bosschen en die waren hier niet in den tijd der bergenindien men de ondiepe manteling achter de duinen uitzondertmaar bovendien waren die tandenvol gens verzekering van ervaren landlieden volkomen gelijk aan de slagtanden van gewone mannetjes-varkens of beeren, die men langer in het leven houdt dan //zeugen". 5°. Een met schrappen voorzien, de uitsteeksels missende wervel van een Cetacée of kleine soort van walvischaardig dier, in den Luycks berg en een anderen in het hooge Duivekot. Aan den laatsten was niets van verbranden te zien geweestaan den eerstendie nog wordt bewaard, ziet men inderdaad een klein zwart plekje; geen wonder derhalve, dat bovengenoemde geleerden er een offerblok in gezien hebbendoch ik kan mijne lezers verzeke ren dat er geen spoor van zwarte bloedkleur en geene groote zwarte plekken aan te zien zijn en dat elk onbevooroordeelde ze zal aanzien voor een soort blokwaarop men nu en dan maar volstrekt niet veel, heeft gekapt met spade of met bijl. Getacëen spoelden en spoelen nog aan in Zeeland; geen wonder dus, dat men in oude tijden, in eene sloot, een wervelbeen van een uiteen geslagen dier heeft gevonden en gebruikt zooals men ze nog vaak opvischt uit de Schelde. Aoor eenige jaren vond men in eene sloot bij Bruinisse op Schouwen de onderkaak van eene kleine Cetacée Catalog. Zeeuwsch ge nootschap, no. 14. Menschenbeenderen zijn nooit gevonden zelfs niet in den berg bij Aagtekerke no. 3, waarvan de overlevering zegt, dat er een man onder zou begraven zijn. Dresselhuis a) heeft Godsdienstleer bl. 101.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1888 | | pagina 545