543 om te glanzen zie de afbeelding tot welk oogmerk men later glanssteenen heeft gebruiktdie men in Zeeland lijk- steenen noemde; een dergelijk, doch niet geslepen kootje is afgebeeld door dr. Pleite. Eindelijk in den Luycksberg en in den noordelijken van Serooskerke een dozijn Ossa metatarsi van paardenwaarvan vele nog bewaard worden Zij zijn 27 c. M. of minder lang en dus van kleine paarden, aan eene zijde glad geslepen en aan de uiteinden met gaten voorzienduidelijk om er touwen door te halen. Deze reeds van nature zware beenderen, waren, vooral die van den Luycksberg, als ver steend en hadden een bruin gemarmerde kleur. De oudheid kenners houden ze voor schaatsen en ook mij komt het voor, dat sommige wel die bestemming kunnen hebben gehad. Men heeft dergelijke en nog langere, die dr. Pleite voor ijssleden houdt, gevonden in de Eriesclie terpen en elders. Dr Leemans heeft over die schaatsen uitvoerig geschreven in het 5de deel der Verslagen en mededeelingen der koninklijke Akademie en hij heeft er eene afgebeeld in het ll(le deel dier zelfde Mededee lingen. Macabé heeft ze beschreven Archief Zeeumch ge nootschap. Werd het platte gedeelte door touwen aan den voet be vestigd en gleed men op de gladde, ronde oppervlakte, evenals er nu nog schaatsen zijnwaarvan het ijzer niet plat maar rond geslepen is of geschiedde dit omgekeerd Enkele beenderen evenwel zijn niet glad gemaakt en hebben dus voor een ander doel gediend. Tegen de opvatting als schaats pleit, dat ik nergens krassen of schrappen zag. Uit de aanteekeningen van S. de Wind, overgenomen door Deesselhuis en anderenis met zekerheid geblekendat de Angel-Saksische jeugd des winters reed op schaatsen van been; de monnik, die dat heeft te boek gesteld, stierf in 1191 er is dus geen twijfel aan of men heeft gereden op beenderen en de onze zijn dan zoodanige geweest. Met opzicht tot onze bergen leeren wij er echter niets uit dan alleen dit, dat men bij den bergbouw in die schaatsen weinig belang meer

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1888 | | pagina 547