IV. MEENINGEN OVER HET DOEL DER BERGEN. Offer bergen. Aan het gevoelendat de bergen uit zeer oudedat is uit Heidensche tijden afkomstig zijnsluit zich zeer natuurlijk het denkbeeld aandat zij offerplaatsen zijn geweesthet gods dienstig gevoel, zegt men, heeft zich altoos geopenbaard, en voor vluchtbergen zijn zij veel te klein. Beroemde mannen hebben dat gevoelen verdedigd; t. w. Dres- selhuis, Rethaan Macaré en waarschijnlijk ook mr. S. de Wind en de heer Nagtglas. De eerste, de toonaangeverdie in zijn beroemd werk De godsdienstleer der aloude Zeelandersmet eene buitengewone geleerdheid en kennis van zakende oude op het strand van Walcheren gevonden gedenksteenen heeft gewikt en gewogenen er alles in beoordeeldwat naar zijne meening met de oude godsdiensten in verband staat, ver dedigt daarin de meeningdat de Zeeuwsche bergjes gods dienstige monumenten zijn uit den tijd der lichkvereering waarbij zij dan natuurlijk dienst zouden gedaan hebben als offerplaatsen. Naar zijn oordeel, blz. 240, was de eeredienst op de bergen de oorspronkelijke godsvereering in deze streken. Zij wijzenevenals de Domburgsche monumentenop licht- vereering. Dit blijkt, volgens hem, hieruit, //dat de over blijfsels van het op het strand in 1647 blootgekomen tempel vloertje aan den noordkant gedekt wasen open aan het zuiden

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1888 | | pagina 555