553 voorouders geene lichtvereerders ziezou het kunnen gebeu ren dat ik mij vergis. In Friesland en Groningen zijn volgens den weldra te vermelden geleerde Pigotiini de terpen georienteerddat is met hunne sloot of dam naar het oosten gerichtevenals de koren der roomsch-katholieke kerken welnu, voor zoover ik nog heb kunnen opsporen, was de dam van zeer vele onzer bergjes of oost of zuid. Was dat inder daad nog bestaande lichtvereering of was het gewoonteof was het een gevolg van den droogeren toestand van land of wei aan den zuid- of den oostkant? De koren der roomsch- katholieke kerken zijn naar het oosten, naar Palestina gericht: daarom zijn de roomsch-katholieken nog geene zonaanbidders De geleerde schrijver, wiens doel natuurlijk was, om aan te toonen, dat Zeeland nog sporen van aloude godsvereering oplevertbrengt er de gevondene heilige voorwerpen bijden walvischwervel van den Luycksbergde slagtanden van wilde zwijnen, de beenderen van paarden, runderen, schapen en vogelen; van de laatste herinner ik mij geen enkel, en met betrekking tot de eerste heb ik genoeg doen uitkomendat ik er minder poëtische zinnebeelden in zie, en ik heb er meermalen op gewezendat er geen enkelen paardenschedel is gevonden, terwijl het toch bekendis, dat juist paardenkoppen heilig waren. Yan offermessen, gebrande voorwerpen geen spoor. De nasporingen omtrent oude godsvereering hebben geleerd dat daartoe, behalve bergjes, vooral uitverkoren waren drie sprongen en tevens dat men offerbergjes dikwerf drie bij een vindt. Juist omdat nu onze bergen dikwijls twee of drie bij een liggen, omdat er vaak drie wegen bijeenkomen, hebben zij die er offerbergen in wilden zienniet nagelaten hierop te wijzen. Het komt mij voor, dat dit niets bewijst; de reden, waarom men bergjes bijeen vindt, is eenvoudig te verklaren uit geschiktheid van de plaatswaar men ze maakteuit nei ging tot samenwonen, uit den wensch om ze aan te leggen op plaatsendie men van verschillende kanten bereiken kon.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1888 | | pagina 557