563
Ik kan dus niet aannemen, dat het paalwoningen zijn ge
weest en ook niet, dat zij langen tijd, b. v. 50 jaren, uit
sluitend en voortdurend door enkele gezinnen zijn bewoond.
Mij lacht het denkbeeld het meest toe, om ze, in overeen
stemming met Acker Stratingh, Aloude gesteldheiddl. I,
blz. 194, te houden voor:
Vluchtbergen.
Ik noem het woord vluchtbergen omdat de uitdrukking
//vliedberg11 in Walcheren niet in gebruik is.
Zijn onze hergen geene offerplaatsen of paalwoningen ge
weest, dan waren het vluchtheuvels. Dat zij hoog zijn en
niet groot van omtrek, is geen bewijs van het tegendeel; zij
waren misschien slechts voor een gezin en voor éene kudde
tot stand gebracht; de omtrek binnen de sloot, dikwerf met
eene soort van verzamelplaats, kon nog al wat opnemen, en
in tijd van nood kon dan nog al wat op zulk eene hoogte
worden geborgen. Waar slechts éene famielje woondewas
éen berg; waar meer dan eene hoeve of kudde aanwezig waren,
maakte men meer dan eenen berg.
Op schorrenwaar men schapen laat grazenop de buiten
schorren of gorzen maakt men ook nu nog kleine hoogten
die men stellen noemt, en de oudheidkundigen zien verband
tusschen dat woord en stal, estaple, stapel en stapelhof, waar
uit men zou moeten opmakendat dit woord oorspronkelijk
zooveel beteekende als //standplaats of nederzetting" en dat
de latere hofsteden zulke stapelplaatsen zijn geweest. Zulke
stellen hadden den vorm van een afgeknotten hollen kegel
Bij het maken begon men met het graven van een put, den
//schaapsvoet"; men zocht dus eene plaats op, waar men goed
regenwater hoopte te vinden. Deze put was gewoonlijk rond
en met de grondstof begon men terstond een ringdijk op te
b Ik ben deze inlichtingen vooral verschuldigd aan den heer AHoixestelt.e
Rijksopzichter te Tholen.