575 dit woeste land veel veranderd zijn. Uit analogie met hetgeen men thans in onbeschaafde landen, die men annexeert, ziet gebeuren, mag ik wel aannemen, dat de vreemde heeren, ten koste der inwonendengrondbezitters zullen geworden zijn en dat zij land zullen hebben aangewonnen beter en meer dan hunne voorgangers. Zijn onze bergen geene offerplaatsen maar vluchtbergen geweest, dan mag ik wel vaststellen, dat Priesche invloed ze tot stand heeft gebracht. Voor dien tijd kan men reeds veilig in het langzaam ontgonnen en weinig door Watervloeden geteisterde eiland hebben gewoond, terwijl men bovendien de waterwegen en de duinen had omzoo noodig te vluchtenmaar ging men gevaarlijker plaatsen bewonen dan moest men, zelfs al maakte men, later geslechte, dijkjes het slechten der oude binnendijken is in 1452 door Philips van Bourgondië verboden op alles zijn voorbereid. De Priezen, met eeuwenoude ondervindingwistendat de zoo zeer te duchten zeevloeden niet eens in elke honderd jaren zeker eenmaal voorkomen, maar dat zij onverwachts te voorschijn treden. Geen wonder, dat zij vooruitziende waren. In de Noordsche provinciën het land der Gauchen waren reeds terpen in den Eomeinschen tijd en toch schijnt hun koning Adgillus in 590. dus vele eeuwen later, hun het een of ander omtrent vliedbergen te hebben geleerdd. i. te hebben bevolen. Dat geldt misschien de hoogere maar niet zoo uitge strekte bergjes, waarmede volgens sommigen dan onze bergen overeenkomen; onze weinige gevonden voorwerpen zijn met den eersten tijd der Priezen niet in strijd; daarom meen ik het begin onzer heuvelen in dien tijd, dus in de 6>= of 7e eeuw te moeten plaatsen. Alle bergen zijn zeker niet gelijktijdig 1) Dr. Westerhopf Twee hoofdstukken uit de geschiedenis van o?is dijk- wezenblz. 15, citeert het volgende: „Ende als vier jaren voor de regieringhe van Adgillus nog een zeer groote vloet over Vrieslandt gegaen hadde, heeft hy sulcx gedachtich weesende veel hoochten laeten maeckendie men Terpen dier tyt noemde om in tydt van noodt die beesten ende oock menschen daer op te brenghen.,,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1888 | | pagina 579