189 liet Oudhoogduitsch is dat woord ook nog in liet Angelsaksisch gevondenwel is waar slechts een keer zoodat men aan de juiste spelling twijfelende reeds gemeend heeft het door conjec tuur in een ander te moeten veranderen maar is het goed waar Kern niet. aan twijfeltdan zou het //gewahrenbij wijze van gunst verleenen vergunnen, schenken,"" beteekenen, zoo als Kern vertaalt. Zoo krijgt hij nu voor Nehalennia de be- teekenis van schenksteruitdeelster milde geefster. //Dit be grip zegt hij leidt tot dat van meesteresvrouw en het hondje dat bij Nehalennia op den steen is afgebeeld zal dit eenvoudig zinnebeeldig voorstellen, zooals een dame des huizes tegen een hondje, dat zij een stuk brood voorhoudt, zegt: kom hier bij de vrouw." Nog ondubbelzinniger acht Kern de insgelijks bij het beeld afgebeeld voorkomende steven van een schip. Immers dit herinnert aan de godin Freya de zeenimf, zooals zij wel bijgenaamd wordt. In een woordNehalennia en Freya zijn synonieme namen voor een en dezelfde godin. //Om ons te versterken zegt Kernin onze overtuiging dat dit zoo iskomt er nog dit bij dat bij het beeld der godin ettelijke malen een afbeelding van Hercules prijkt en een ver dwenen steen ergens in Gelderland opgedolvenhet opschrift voerde Herculi Magusano et Haevaed. i. aan Hercules M. en Hebedus alweer Nehalennia gelijk aan Hebe d. i. Freya, Toen ik dat stukje van Kern gelezen hadbegreep ik maar geen verdere moeite te moeten doen om voor den naam Neha lennia in het Germaansch een verklaring te vinden. Ik had vertrouwen genoeg in Kerns geleerdheid 0111 aan de moge lijkheid eener betere verklaring uit die taaldan die hij gaf volkomen te wanhopen. Maar nu het Keltisch. Hoe ik ook mijn best deed, ik kon niets vinden*dat een aannemelijke verklaring van dat woord aan de hand deed. Wel is nehae een uitgang van godinnenamen maar die kennis hielp mij niet veel zoolang nehale niet ver klaard was. Wat echter bleek was dit dat zoo de laatste lettergreep het woord tot een godinnenaam stempeldedan ook

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1893 | | pagina 193