108
ghu (spr. ff lioé) die echter in werkelijkheid niet anders dan in
den vorm lmJiwagevonden wordt. De beteekenis van dit
hu wordt gezegd te zijn /'aanroepen,'1 en uit een van dat lm
afgeleid passief participium samengesteld met een ander woord,
dat vaak11 beteekent, welk samengesteld woord bij den naam
der godheid Indra gevoegd in den zin van //veelgeprezen11 op
gevat wordtzou het dan moeten blijken dat in dat aanroe
pen11 de beteekenis van (zie het jNTederlandsch Woordenboek op
dat woord) //om bijstand, hulp of redding smeeken, hetzij door
luid roepen of in het stille gebed11 met alle reolit. te leggen is.
Maar nu beteekent dat lm wel aanroepenmaar in den zin
van limbeter misschien lm roepent w. om tot zich te
roepen. Als nu deze beteekenis tot die meer geestelijke zal
overgaandan heeft men het zich zoo voor te stellendat het
werkwoord lm op de godheid slaande hetzelfde bedoelt als
wanneer de Sjamanen-priester door lievig roepen den Geest be
zweert om persoonlijk tot hem. te kooien. Dit zal dan ook
wel de oorspronkelijke zin wezen, die er in gelegen was, wan
neer men het woord bij den cultus gebruiktezoodat indien
er een oudere vorm ghu van bestaan heeft (iets dat een zeer
gegronde grammatische veronderstelling zijn kan zonder daarom
nog de juiste te wezen, omdat men zich in dit geval verbaast,
dat men vroeger rfmghoe zou gezegd hebbenwaar een ICm
of hoe volkomen natuurlijk en voldoende schijnen) deze oudere
uitspraak dan te eerder gehouden moet worden die eerste be
teekenis op den voorgrond te hebben gesteldmisschien zelfs die
nog uitsluitend te hebben bezeten en zich nog niet tot die meer
geestelijke te hebben ontwikkeld. Die vorm met gh moet nu wel
bij een enkelen overouden tak van dien Indischen stam zijn be
waard gebleven om zooveel eeuwen lateroverigens geheel ver
loren bij de Germanen in den afgeleiden vorm gndam met de
beteekenis van //liet aangeroepen Wezen11 en dit in een hoogst-
geestelijken zinweer voor den dag te komen. En dit terwijl
de Slaven, die nog eerst eeuwen lang met hen een volk heb
ben uitgemaaktaan het opperwezen niet den naam God, maar