228 in liet begin van Mei 1574 heeft verlaten, werd hem zijn trak tement uitbetaald tot 1 Juli daaraanvolgende. Het gebruikdat leerlingen bij den rector inwoonden heeft vóór de reformatie hier niet bestaan. Voor 1486 was dit onmo gelijk daar de rector woonde in de earnere van de scole dus slechts een enkel vertrek te zijner beschikking had. Maar ook la ter, toen hij een huis bewoonde, is er nooit sprake van kostjongens. HOOEDSTU K IV. De Leerlingen. Zooals wij reeds zagen was de Groote School in de middel eeuwen uitsluitend een jongensschool. Voor het onderwijs van meisjes werd althans van stadswege niets gedaan. Omtrent het getal jongens dat hier aan de zorg van meestal eénen onder wijzer was toevertrouwdvernemen wij niets. Het lokaal was zeker ruim genoeg om een groot aantal leerlingen te bevatten want het had minstens 12 veynsteren of lichtgatendie zoo als wij boven zagen door mr. Clais in 1515 gemaakt waren //met pappier" en men weetdat men in die dagen met het aanbrengen van licht niet bijzonder kwistig was. Doch de con currentie der bijscholen had menigmaal eene sterke vermindering van het aantal kinderen ten gevolge. De meestgegoeden zullen hunne kinderen meestal niet naar de Groote School gezonden hebbenalthans in de 16de eeuw schijnt dit hier en elders het geval te zijn geweest. Bij de aanstelling van Jason van Lan- GEM1ÜBRSCHT3 (zie bijlage H) werd bepaald dat niemand Latijn of Grieksch mocht onderwijzen dan de rector van de Groote School, behalve wanneer iemand kinderen bij zich had inwonen en in den kost had. Deze bepaling kwam natuurlijk alleenlijk den Tijken ten goede. Een sterk voorbeelddat de koogere standen hunne kinderen liever particulier onderwijs deden ge nieten, vinden wij in den Iiaag in de jaren 1535 en 1536 1). D. Buddingh Geschiedenis van Opvoeding en Onderwijs ,11,2, blz.. l86 sqq.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1893 | | pagina 232