252 mijn here ane hem honden, als die sijn land verderven wilde/'' 1) Behalve dijkgraven en gezworens had men nog de stadsre- geering en den prelaat of abt van Middelburg, de eerste van wege de vele ambachten in Walcheren, den laatste als een der grootste grondbezitters in Zeelanddie in genoemd dijksbestuur geen geringen invloed uitoefenden en niet zelden met of zonder den rentmeester van Bewesten-Schelde de dijken en bedreigde plaatsen bezochten. Toch wijst eene belangrijke inschuring aan de Zuid-Oostzijde van liet eiland tusschen Arnemuiden en Rammekens op een nog al aanmerkelijk grondverliesthans weder na aanslibbing be- verscht en bijna geheel door de polders van en bij Nieuwland ingenomen. De kuststreek van Walcheren van Veere tot Rammekens voorbij Arnemuiden, heeft in den loop der vorige eeuwen zoo menigvuldige veranderingen ondergaan, dat men moeielijk uit den tegenwoordigen toestand dien van vroeger kan verklaren en zich voorstellen, zonder als het ware op of in de nabijheid van liet terrein zelve te wonen. Dit laatste nu met ons het geval zijnde, zijn wij bovendien door veler vriendelijke en zeer gewaardeerde hulp in de gelegenheid gesteld verscheidene bij zonderheden dienaangaande op te sporen. De verschillende toestanden door opvolgende veranderingen daar ter plaatse be- I nevens eenige geschiedkundige feitenhiermede in verband staande1 sedert ongeveer het begin der lde eeuw, zullen wij trachten te beschrijven en zooveel mogelijk in kaart op te helderen. Heeft het onderwerp bij den huidigen stroom van lectuur voor den gewonen lezer misschien weinig aantrekkelijks; voor den belangstellenden geschiedvorscher hopen wij geen geheel nutteloozen arbeid verricht te hebben. In dankbare nagedachtenis blijft ons daarbij de kundige j Provinciale Archivaris wijlen JP. van Visvliet voor zijne i l) Dr. H. G. Hamaker De rekeningen van de Grafelijkheid van Zee land^ 2C dl.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1893 | | pagina 256