2 66
zijn begonnen te regeeren, zoodat notoir Welsinge na dien
tijd eerst bedijkt is geworden, hoewel deszelfs schorren en
deelen van dien, onder den naam van Welsinge, veel vroeger
hebben kunnen bestaan." x) Dit laatste beweren nu van
Verhei je van Citters eriangt genoegzamen grond van zeker
heid uit een brief van den Utrechtschen bisschop van ongeveer
1240 waarin gesproken wordt van eene Westmonsterparochie
en kerk te Middelburg, die destijds reeds zeer gegoed was en
onder meer andere ook de Mariakerk te Welsingen als filiaal-
kerk bezat. 2) Ook in brieven van de bevestiging der bezit
tingen van de Middelburgsche abdij (1247 en 1271) vindt men
vermeld de Ecclesia S. Mariae in Welsinghen. 3) Bestond de
kerk of kapel der H. Maria in Welsinge alzoo reeds in of
voor 1240 en is de bedijking en de verbinding van Welsinge
met de Zuidwatering minstens zestig jaar later eerst tot stand ge
komen dan moet reeds voor die laatste algeheele indijking een
hooger gelegen gedeelte of schor, waarop een dorp of gehucht
met kerk (Welsingen), vroeger omwald of door kaden ingesloten
en tegen de vloeden beveiligd geweest zijn. Dit omwalde, hooger
gelegen deelwat nader door ons zal worden omschrevenmoet
als opwas gezocht worden ten noordoosten van den Welsingschen
watergang, (als laatste overblijfsel van den vroeger tot Middel
burg doorschietenden stroom) tusschen dezen watergang en de
onmiddellijk aan Welsinge grenzende heerlijkheid Mortiere.
In de oudste voorhanden rekening van den rentmeester van
geheel Zeeland, Yrederic van 1317 wordt gesproken van Heer
Jan's ambacht van Welsingewaarschijnlijk Jan van Beau
mont, zooals uit de rekening van Bewester-Schelde van 1331
op 1333 valt O]) te maken en wiens wapen (van Henegouwen)
in dat van Welsinge voorkomt. Yolgens laatstgenoemde reke-
Verheije van Citters. Memorie in MS. Bibliotheek Zeeuwsch
genootschap.
2) Dresselhuis. Jaarb. NĂ«halennia 1849, blz. 313.
3) Zelandia Illustrata I blz. 690.