271
van grijsblauwe en paarskleurige selialiën, ook onderscheidene
halfvergane doodsbeenderen verspreid liggen; en bij het delven
in een greppel of scheiduif twee bijna volledige menschenge-
raamtenboven elkander gelegen met de schedels naar het westen
en de voeten naar het oosten gekeerd. Vroeger was ook door
den vader van genoemden arbeider in de nabijheid eveneens
een menschengeraamte opgegravenwaarbij eenig half vergaan
houtvermoedelijk van een doodkist. Ook wees dezelfde arbei
der ons de plek aan in den Welsingepolderslechts weinige
meters van bovengenoemde begraafplaats verwijderdwaar hij
met zijn vadernu ongeveer vijftig jaren geledeneenige zware
fondamenten had opgedolven en de steen gebruikt tot opbouw
van hunne woning in 1843 in de nabijheid van de vervallen
Welsingsche sluis.
De ordelijke begravingendiezooals wij gezien hebben
hier hadden plaats gehad, in de nabijheid van een eenigszins
groot gebouw met schaliën gedektjuist ter plaatse overeenko
mende met de afteekening bij Smallegange zijnnaar wij
meenen voldoende bewijzendat wij hier te doen hadden met
de plaats, waar eenmaal de kerk of kapel van Welsinge met
hare begraafplaats gestaan moet hebben. Te meer nog hielden
wij ons daarvan overtuigd na een later en opzettelijk onderzoek
en vergelijking van het bekende terrein der gewezen kerk en
begraafplaats van Nieuwerkerke onder Arnemuiden.
Ook daar vonden wij in en op den bodem eveneens gelijke
kalk- en steenbrokkenbenevens stukken veelal ook van paars-
kleurige leien verspreidhier en daar met doodsbeenderen ver
mengd zooals in den Welsingepolder. Vooral ook het vinden
van schaliën op beide plaatsen versterkt ons in de daaromtrent
opgevatte meeningwetendedat in vroegere eeuwen en ook
later nog meestal alleen kerken en voorname gebouwen daar
mede gedekt werden. De harde daken waren immers in 1566 nog
verre van algemeen, blijkens volgende mededeeling van 10 Juni
van dat jaar. Om te verhoeden dat //deur faulte van harden
daecken ghelycke brandt comme op Aernemudealst de VI deser