273 clijck omtrent Welsynge." 1) De volgende aanteekeningen, eveneens uit de Stadsrekeningen van Middelburg bewijzen genoegzaam liet tot standkomen van dien dijk in 't zelfde jaar 1526. Van stads wege gingen er in dat jaar naar Onze Genadige Vrouwe in den Haag om te vertoonen //de nootlijckheid" van den lande van Walcheren en om in de Zuidwatering een //warendijk" te mo gen leggen. Ook naar Koudekerke werden er gezonden //om van eenige ingelandengezworen mannen en anderen te nemen certificatiewelk (wat) zekerder en profijtelijker ware voor den lande van Walcheren, waar de Zuidwatering gehouden met be zinken van rijs en steen en of dat men dezelve voor 't zekerste bewaarde met te leggen //een waerdijek." De baljuw van Hulster- ambacht Adriaan van Lamswaarde was reeds een jaar te voren hier ontboden//om te zeggen zijn advies voor commis sarissen hier geordonneerd om informaties te doene op de inlaag omtrent Welsingezoo ook gaf Kakel V te Brugge den 2en Juli 1526 eene ordonnantie op het leggen van twee inlagen in de Zuidwatering. Verder leende de stad 125 tot beta ling der dijkers van de nieuwe inlage te Welsinge en betaalde daarvan 100 in handen van Jacob van Evekslage //zwager van den rentmeester Adolf Hardinck" en 25 in handen van Jacob Tassart //neef van den voors. rentmeester." De schilder Jan de Pape uit den Haag kreeg 6//over dat densclven den tijd van 30 dagen gevaceert heeft, zoe in 't afzetten van den hoofden ende andere gebreken van den lande van Walcheren als tot visitatie van dienduer ordonnaneie van de commissaris sen der Keiserlijke Majesteit in 1526"" en 4- 8 in 1527 //voor *t maecken van der caerte van den beworpe van den eijlande van Walcheren." Met de stelling, dat deze inlaag van 1526 zou geweest zijn de oorsprong van den Welsinge- polder, staan wij met S. de Wind tegenover de meening van vijlen den provincialen archivaris van Yisvliet, die geloofdedat èn inlaag èn polder eenige jaren later waren J) Kestei.oo, Archief Zeemvsch Genootschap, deel VI, blz. 354 enz.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1893 | | pagina 277