294
meester. x) Reeds in liet volgende jaar trachtte men inbreuk
te maken op deze ordonnantie, wat vooral nog meer kenbaar
werd na de inundatie van Walcheren, 5 November 1530
en 2 November 1532 toen er immers in laatstgenoemd jaar
van stadswege gedeputeerd werden ten hove te reizen om //die
koningin en die van den raad des Keizers klagelijk te kennen
te geven, hoe de prelaat en de heer van Beveren niet willen
verstaan tot extirpatie van de fouten, abuizen en ongeregeld
heden binnen dezer eilande van Walcheren loop hebbende in vele
manieren." 3) //In den hoogen vloed" schrijft Arend Janssen
Boom te Middelburg, //van den jare 1530 den 5 November
was den weg van Middelburg en Arnemuiden zeer vol gaten,
zoo dat grootte armoede geschiedde, dat jammer was. En wij
met ons 12 hooftmannengemaakt bij den Staten van den landen
vonden, dat den dijk op eenige plaatsen heel weg was, 10, 12,
ja 20 roeden, en maakten aldaar een vingerling." 3) In den
stormvloed van 2 November 1532voor geheel Zeeland zoo
noodlottig, was er een groot gat gevallen aan de zuidzijde van
de Arneeen zelfde ter Hajmian aan de oostzijde, drie gaten
tegenover de galg aan de noordzijde, nog een aan de eerste
keet en een bij de trappen op het Middelburgsche gat. Be
regeering der stad het ergste vreezende voor den //sprinckstroom
die binnen weinig dagen te wachten was, gelastte alle poorters,
poorteressen en inwoners der stad, zoo geestelijke als wereld
lijke de gaten en //inbrexxemen" in de zee- en havendijken dicht
te maken en te stoppen. De poorters werden daartoe in de
verschillende wachten ingedeeldwaarin de stad verdeeld was
onder de daarbij genoemde hoofdlieden. Deze mochten buiten
dien te hunner hulp nemen, zooveel rijs- en dijkwerkers, spitters
enz., als zij naar urgentie van het werk zullen behoeven, enz.
De ingezetenen van Nieuwerkerke en Arnemuiden schijnen daarbij
De Stoppelaar, Oud-Ar chief no. 1376.
3) Kesteloo Rekeningen van Middelbttrg.
3) Boxhorn Chronïjcli van Zeeland1.