307
dij et inne waerdt legghen moestegenaeind het vingerlinek
't welck noch den naem behouden heeft." 1) Dit vingerling is
nog zeer goed aan te wijzen over den korten oosterschen weg
in Kleverskerkebij den noordkoek van den Oranjepolder.
De overlooper (1566) van Kleverskerke bevat, dit betreffende,
het volgende "t Yingerling oostaan 't welk nocli schot- noch
watergeld geeft en het sluisland genoemd tot memorie. Idem
dit sluisland staat tot geenen laste van gesmaldeekle kaveldij-
ken dan moet alleen houden den dijk van de Lemmert tot
16 roeden, 't Sluisland zamen 6 gem. 95 roeden. 2) Dr.es-
selbuis, waarschijnlijk afgaande op het jaar 1550 der uit
gave van Reijgersberg's Glronijch van Zeelandstelt den tijd
van deze ,dijkbreuk op het jaar 1480. Liever brengen wij die
meer in verband met den vloedgang van CZ7 September 1477
(den Cosinus- en Damianusvloed) toen veel schade veroorzaakt
werd "doe de dijcken braken en ingingen." Rbijgersbekg toch
kan even goed bovenstaand feit drie jaren vroeger voor zijne
Ohronijck te boek gesteld hebben; althans 2 bladzijden verder
verhaalt hij //Men bedijekt lieden op den dag daaromtrent (dat
is te 's ïïeerarentskevke) in 1548 eenen grooten polderge-
naamt de Craije." Bovendien wordt van een hoogen vloed of
storm in 1480 nergens melding gemaakt.
De Heerlijkheid Zand ijk.
Door de heerlijkheid Sandick of Zandijk, reeds genoemd in
1153, vloeide weleer een water, de oude Suene of Zween
dat haar verdeelde in een Zandijk-buiten en een Zandijk-binnen.
Het laatste is ten oosten of zeewaarts van de Suene gelegen.
Dit water, door Ybrhei.je van Oitïers ook wel de Steen en
door anderen het Zwijn genoemd, volgde van den zoogenaamden
Kattenpolder benoorden Yeere in zuidelijke richting den Veer-
q Boxhorn, I, blz. 42.
2) Zie ook Verh. van Citteks Archief Zeeuwsch GenootschapVI,
blz. 55.