309 Hon te begon èn na liet winnen van opwassen aldaar in 1*280 en 1289 èn door het later bedijken van aanwassen, zeer te vervallen 2°. bestond er om en bij oud-Arnemuiden in 1302 .slechts een nauwe diepte tussclien Walcheren en Arnemuiderzand, welk laatste toen reeds aanwezig wasdaar het zonder twijfel voor komt in de grafelijke rekening van 1317 3°. het inscharen van de Zuidwatering in 1324 en 1352 bij Arnemuiden en Welsinge door toeneming der diepte en ver plaatsing van den stroom 4°. de Lemmel wordt daarbij meer en meer noordwestwaarts gedrongenwaardoor het Arnemuidsche gat ontstondten ge volge waarvan in 1438 en later oud-Arnemuiden met het am bacht te gronde ging 5°. door de afdamming van de Golde in 1474 en de Zwake in 1480 ontstond eene sterke strooming waardoor het schor aan den dijk tussclien Veere en Arnemuiden zeer afnam en aldaar een dijkval veroorzaakt werd in 1477 6°. in 1488 werd het Jonker Frans Gat gevonden, eerst ongeveer het jaar 1630 als het Sloe bekend welk Sloe daarna meer bevaarbaar geworden, in 1871 ten behoeve van den spoor weg in Zeeland is afgedamd; 7°. dat omtrent 1514 nog een groote diepte voor den wal van het tegenwoordige Arnemuiden bestond en 8°. het ontstaan van den Welsingepolder in 1526 als in laag ten gevolge van de vele en groote grondbraken aldaar. De toestand der dijken en zeeweringen omtrent het midden der 16e eeuw. De gesteldheid der zeedijken enz. aan de door ons behan delde, kuststreek wordt ons eenigszins kenbaar gemaakt uit de //visitatie ende de metinge van Walcheren van rondsomme" door Arend Jansz. Boom dijkgraaf van de Zuidwatering op last van Maria koningin van Hongarije en de staten van Walcheren in 1546 en later verricht, waarvan eene memorie

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1893 | | pagina 315