313
IV.
DE VERLANDING VAN DEN STROOM DOOR
OP- EN AANWAS.
Het Arnemuiderzand, naderhand St. Joospolder.
Het opwaswaarover hier sprake iskennen wij reeds als
het meermalen genoemde Arnemuiderzand. //En dit geheel
eiland11 zegt Smallegange //is in 1t midden van de diepte
met verscheide schorren en kreken, sonder eenig oud land aan
te raken opgewassen, waardoor het scheen niemand anders als
de graaflijkheid toe te behooren. Maar de ambachtsheeren van
"s Iieer Arentskerke in Zuidbevelandhebben dat wegens een
oude gifte aan een hoog edelen heer uit het geslacht van
Schengenheer van VHeer Arentskerkegedaan van alle aan
wassen tusschen de belanden van Zuidbeveland, Borssele en
Walcheren, dat onder zich geslagen."" 1) In deze uitgifte nu
van Albrecht van Beieren van 1395 aan de heeren van "s-Heer
Arendskerkeleest men woordelijk het volgende //Voort soo
is 't voorwaarde dat deze voorsclireven heerschappen en hare
nakomelingen, HeynkenszantOvezande en Amemuiderzant be
houden zullen en bezitten mit allen aan werp die daaraan vallen
mogen ende sconesse (schorren) tusschen Walcheren Borssele
ende Suijt Beveland enz.1' 2) Dewijl nu Arnemuiderzand hier
in gelijken zin genoemd wordt met Ovezand en Heinkenszand
beide laatste respectievelijk in 1280 en 1289 bedijkt, en in
dezelfde voorrechten betrokken wordtwat aangaat den aanwerp
of aanwas moet men aannemen dat het ook toen reeds (1395)
eveneens bedijkt was en daardoor eene- meer omschreven of be
paalde grootte verkregen had.
Van die eerste indijking is ons echter geen octrooi of jaartal
Smallegange, Chronijck van Zeelandblz. 252.
2) Ibid., blz. 279.