319 Treurig in de geschiedenis van Amemuiden is het opvolgend afnemen van de diepte der verschillende vaarwaters en niet minder teleurstellend voor de daardoor steeds in bloei achter uitgaande stad, de vergeefsche, om niet te zeggen wanhopige pogingenaangewend om een genoegzaam diep vaarwater te be houden. 1) Ook deze poging tot het verbeteren van het Slaak en het diep voor de stadals zooveel andere bleek ijdel te zijn. Was de diepte bij het onderzoek in 1557 door Middelburg, in het midden van het Slaak nog ongeveer 4 vademenbij dat vanwege de staten van Zeeland in 1615 bevond men in het Slaak bij Amemuiden //zulken accres en ondiepten'1 dat de heeren onderzoekers //ge voegelijk daar door zijn gegaan over en weer overop de diepte van één en anderhal ven voet waternochtans verhoogd zijnde met den voorvloed van der Vere die zij terzelver tijd zagen daar voorbij loopen." Bij een later onderzoek een volgend jaar ingesteld lag het diep van 't Slaecke voor Amemuiden geheel droog" en waren de heerenmet dit onderzoek belastniet weinig bezwaard hun gevraagd advies betreffende het doordelven van de kille door de Lemmerplate uit te brengen zelfs in bedenking ge vende in de tegenwoordige constitutie van saeckcnalles de zegen Gods alleene gerecommandeerd moet blijven en ver wachten of de stroom zelfs uit der nature eenige verandering mochte geven." //Niettemin alzoo" leest men weder op een andere plaats in hun adviesaan de conservatie of repa ratie van een diep ten dienste van Walcheren zeer veel gelegen is zoo kunnen wij nochtans geen nader of apparenter expe dient voor alsnog bedenken dan het delven van de voorschre ven kille" enz. Het daartoe gevraagde subsidie van de staten van Zeeland werd dan ook te gereeder toegestaandaar bij meer genoemd onderzoek gebleken was dat ook het Welsing- Kesteloo Geschiedenis van Amemuidenblz. 16, 17 eu iS.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1893 | | pagina 325