325
graaf van Nassauoctrooi verleendom die schorren te be
dijken. 1) De bedijkingswerken werden den 18 December
1660 door den rentmeester van den prins van Oranje aanbe
steed aan Zephano de i/Escluse te Sas van Gent. De be
dijking volgde in 1661 en de polder werd de Nieuwe Oranje
polder genoemd. Blijkens eene kaart getiteld //Caerte ende
Metinghe van den Nieuwen Oranjepolder'"' enz. werd hij in
1661 door Jacob Mogge, gezworen landmeter, opgemeten en
in 15 kavels verdeeld; hij was in 't geheelgroot 307 gemeten,
270 roeden. 3)
De zeedijk ving aan op den oostelijken hoek van den Oranje
polder en eindigde aan den zeedijk van den polder Walcheren
dicht bij Yeeretegenover de hofstede Wulpenburg en was
ongeveer acht honderd roeden lang. Deze polder heeft slechts
weinige jaren bestaan, want op eene kaart, in 1680 door Jan
Manteau vervaardigd, wordt hij drijvende voorgesteld. 3)
De oorzaak van die inundatie was gelegen in de verplaatsing
van de dieptegeul in het noordelijk Sloe. Lag omstreeks het
midden der 17e eeuw de diepte onder den Zuidbevelandschen
wal, tusschen het tijdvak van 1670 en 1680 had zij zich onder
den Walcherschen wal verplaatstzoodat het Arnemuidsche
lioofdin 1617 op het eind van de kil door de Lemmerplaat
aangelegd, geheel wegviel en het oostelijk dijkvak van den
Nieuwen Oranjepolder zoodanig aangevallen werd, dat die dijk
weldra bezweek en de polder voor altijd verloren gegaan is. 4)
De vooroever nam daar zoo schielijk afdat zelfs in 168 in
den oostelijken hoek van den Oranjepolder (van 1618) een
inlaagdijk moest gelegd worden ter lengte van 145 roeden
waardoor ongeveer 14 gemeten van dien polder werden bui-
Provinciaal Archief, 2e Octrooiboek fol. 57.
2) Rijksarchief, Kaarten en tcekeningend". 2871.
3) Zelandia lllustrataI, blz. 615
4) Zie meergenoemde kaart van Jan Manteau a°. 1680.