350
worden want de studenten in de theologie hadden niets dan
armoede en verachting, geen vereering en staat te verwachten.
Daarom zag men zich genoodzaakt voor aanstaande theologen
kostelooze opleiding te bieden. Vanwege den prins werden de
gemeentebesturen aangezocht, om beurzen te stichten en zoo
lezen wij in de Notulen ten Rade van 13 April 1576 //Bij
het collegie van W. en R. is geresolveert volghende meenyn-
glie ende versouck van Z. Extie dat men van statsweghen hou
den sal ter schole om te doen leeren ende promoveren in
theologie twee jonghens daertoe bequame zijnde die men vinden
zal van inborlingen van de stat indien 't mueghelyk isanders
zal men die mueghen nemen van zulcke plaetse als men be-
quaemst can ende zal daertoe verzekeren vyftich ponden tsjrs
wel min ende niet meer, dan men zal anhouden van dezelve
penningen te vinden van de geestelicke goederen in dient mue-
gelick." De eersten, die op deze wijze ondersteund werden,
waren Henricus Brant van Delft 3) en Emanuel van
Doorne. Voor laatstgenoemden ontving mr. Vlaminck voor een
half jaer montcoste en voor verschotten volgens de stadsreke
ning van 1578 9 pd. 5 sch. 4 gr. Van toen af dateert het
gebruikdat de rector steeds een aantal leerlingen in den kost
had, niet alleen de bovenbedoelde bursarissen, maar ook an
dere. Dit gebruik heeft bestaan tot 1879. De taak van den
rector werd in het vervolg dan ook als tweeledig beschouwd
nl. het beheer der school en de zorg voor de kostjongensde
zoogenaamde oeconomie.
Gedurende het rectoraat van mr. Robert bemerken wij een
begin van schooltoezicht. Zooals wij zagen, was er vóór de
reformatie van toezicht op het onderwijs van overheidswege geen
sprake. De geestelijkheid bemoeide er zichalthans vóór de
komst van dien eersten bisschopevenmin mede. Thans echter
l) Stadsrekening 1576 en R. t. R. 30 Mei 1580. Henricus Brandt
van Delft werd 24 Mei 1577 ingeschreven als student te Heidelberg. Zie
Mededeelingen der maatschappij van letterkunde1SS518S6, blz. 70.