358 naast liet linis de Pauw. Evenals hij zullen ook anderen con currenten zijn geweest van de Latijnsche school. Het bijzonder onderwijs werd niet meer behandeldzooals vóór de reformatie toen het geheel aan de willekeur der overheid overgeleverd was. Wanneer een schoolmeester in leven ende leere l) door de classis geexamineerd en door de overheid toegelaten washad hij niet meer te duchtendat zijne school op den eenen of anderen dag wegens zijne concurrentie met de stadsschool //afgedaan1" werd zooals wij dat in het eerste tijdvak zagen. Doch in 1592. had er eene benoeming plaats die bewijstdat men het onderwijs wilde verbeteren en alles op een grooteren voet brengen. De reden ligt voor de hand. Sedert eenige jaren had de ker- keTaad er bij de staten op aangedrongen om tot bevordering der studie in de godgeleerdheid een aantal jongelieden in de studie te houden. De staten waren bereid beurzen toe te staan en besloten een collegie van studenten in de theologie op te richten 2). Middelburg dacht niet anders of dit college zoude in de hoofdstad der provincie worden opgericht en dat men hier zou kunnen stichten eene Illustre school, zooals van 1580 tot 1584 Gent er eene bezeten had. De zaak kwam evenwel voorloopig niet tot stand. Plet denkbeeld om Middelburg te bevoorrechten wekte den naijver van andere stedenvooral van Goes 3). Om den tegenstand te overwinnen en de kansen van Middelburg te doen stijgen begon men alvast de Latijnsche school te verbeteren. In Gruterüs had men reeds een man die als geleerde in aanzien was. Maar in 1592 beriep men een geleerd buitenlander, Johannes Mtjiidisson uit Schotland. Voorloopig wordt hij voor 3 jaar aangesteld als ondermeester Bijlage A. 2) i Augustus 1591 werd door de Staten van Zeeland besloten dr. Trel- catius uit te zenden om Lydiüs of Tegius als professor theol. naar hier te beroepen. Zie Notulen der staten. 3) Dr. H. H. Kuijper, De opleiding tot dm dienst des woords1891, blz. 5 So v. v.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1893 | | pagina 370