.369
In de Rekening van extraord. Imposten van 1601 fol S
ouden wij voor het eerst namen genoemd. Wij lezen daar dat
mr. Jacob Magnus Johan van Santen en Joh an Houck
als curatoren ontvangen elk 6 pd. voor een tabbertlaken. In
1602 bestaat het college uit 5 leden t. w. mr. Jacob Magnus,
mr. Apollonius Schotte pensionarisGel gin Aleman secre
taris bij 't college van Wet en Raad en de predikanten Jo
hannes Seu en Isenbach. In 1611 worden beide de pensio
narissen benoemdzoodat het ledental tot 6 klimt. Curatoren
werden niet voor een bepaald aantal jaren benoemdzoodat
in den regel slechts door sterfgevallen of vertrek naar elders
nieuwe leden optreden. Eigenaardig is 'tdat het college aan
vankelijk alleen met liet gewone toezicht belast isdoch telkens
als er iets buitengewoons te doen valtzooals het accoord met
Murdisson of als het geldt de benoeming van docentendat
dan of eene speciale akte van autorisatie noodig is of eenige
leden van Wet en Raad gedeputeerd worden om benevens cura
toren te rapporteeren 1). Wij zullen zien, dat het college
langzamerhand meer zelfstandig tracht te handelenzoodat het
zoover komtdat zij een praeceptor beroepen en eerstnadat
deze in functie wasbekrachtiging vragen van hetgeen zij li ad-
den gebesogneerd.
l)s. AEGIDIUS BURSIUS
(Rector oeconomus 16071634).
Dadelijk na het overlijden van Gruterus werd op 5 Novem-
bestaande uit burgemeestersecretaris en een predikantwerden eerst
overdekens of superintendenten genoemd, doch later dragen zij in tegen
stelling met curatoren van de Latijnsche school den titel van Scholarchen.
In de eerste jaren van zijn bestaan telde het gilde onder hare leden enkele
docenten der Latijnsche school. De rector Gruterus was beleder 1591.
Hetzelfde was het geval in 1602 met Petrus Montanus. Zie het school-
houdersgildeboek berustende in het archief der stad.
x) Reg. civ. fol. 77. Register ten Rade 16 Augustus 1603, 17 October
1603, 19 Mei 1607.