374 noeming van J. Hovius valt juist samen met beroeping van professor clr. Gomarus te Leiden, die in liet laatst van Mei 1611 alhier in de koorkerk als professor tkeologiae zijne intrede en eerste lesse dede 1). Hovius vond dus voor zijn doel eene beste gelegenheid. Toen van Eycken in 1612 vertrok, werden zijne lessen waargenomen door Hovius en Schotanus en de 25 pd., die van Eycken van de stad had genotenonder beiden verdeeld. Hovius vertrekt 1613 en in zijne plaats komt Laurens Croone, die als bursaris voor het schamele loon van 100 gld. 's jaars (behalve zijne beurs) dienst doet als praeceptor tot 1617 (Re gister ten Rade 10/9 17). Toen is hij gepromoveerd tot het notarisschap en heeft de studie der theologie vaarwel gezegd. Hoe gunstig ook de in 1607 ingestelde regeling gewerkt heeftwas zij toch op den duur niet naar den zin van Liraeus die de eigenlijke taak van rector vervuldemaar zich tevreden moest stellen met den titel van conrector. Het daardoor tus- sclien hem en den rector titulair ontstane geschil werd eindelijk j zoo grootdat de overheid er zich mede moest bemoeien. In Mei 1613 werden beide heeren voor eene commissie van Wet en Raad en de curatoren gedaagd, de zaak onderzocht en aan Liraeus de qualiteit en autoriteit van rector toegekendterwijl j de oeconomus zijnen titel van rector mocht behouden. Tevens werd hun gelast dat zij henl. in henl. qualiteiten ende ampten I wilden comporteeren vrundtlyck ende gevouchelyck met alle goede correspondentie ende discretie tot meeste vorderinge van de schole ende stichtinge van de jonge jeucht henl. toever trouwt" 2). JUSTUS LIRAEUS (1613—1630). In het begin van 1614 werd de luister der Latijnsche school j 1) Register ten Rade 28 Mei 1611. 2) Register ten Rade iS Mei 1613.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1893 | | pagina 386