390 zyne quade trouw ende liet ongelyck, dat hy de stad aen welcke hy zoo solemnelick is verhonden hy desen is doende. Ongelukkig bood het gesloten contract geen termen aan om het ontslag te weigeren. Men had er niet aan gedachtzooals in andere gevallen een termijn van opzegging vast te stellen. Evenwel verklaarde men Höltzlin niet te zullen laten ver trekken voor en alleer er een ander bequaem persoon sal opge- spoort wesen. Höltzlin vertrok 1 Juli x) en tot opvolger j werd 5 Juli aangenomen Albinus Villeuius op voorwaarde dat hij ten minste twee jaren in zijne betrekking zou blijven. jDoch ook nu had men het niet gelukkig getroffenwant reeds den 12- September moest er tot eene nieuwe benoeming worden overgegaan. Albinus Villerius ging wegens zwakte en me lancholie weder naar zijne ouders in den Briel en in zijne plaats kwam Johannes Wilmerdonck 2), die evenals Perduyn een Middelburger was. Eindelijk kwam er wat rust. Het jaar 1632 verliep zonder eenige verandering van personeel. Doch in Bebruari 1633 werd Perdu yn de praeceptor honorarius, docent der hoogste klasse door Zierikzee aangezocht om het vaceerende rectoraat op zich te nemen. Hij behandelde de zaak, zooals hem trouwens als gewezen stadsaluinnus ook pastegeheel naar belmoren. Hij verklaarde met Zierikzee niet in onderhandeling te willen treden voordat hij zijne demissie alhier hadde bekomen. Men achtte het heengaan van Perdu yn een groot verlies voor de school en droeg eene commissie van Wet en Eaad benevens het college van curatoren op hem zoo mogelijk onder belofte van verhoo ging van salariszooals te voren door hem verzocht waste bewegen om hier te blijven. De onderhandeling leidden even- J) Het verlies was overigens zoo groot niet. Als geleerde althans be- teekende hij niets, niettegenstaande hij in 1632 te Leiden Vossius als pro fessor in het Grieksch opvolgde. Ruhnicennius (Ep. ad Valck. pag. 18) noemt hem «hominum, qui sunt, fuerunt et erunt, futilissimus." Schotel, lil. Schoolblz. 58.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1893 | | pagina 402