398
gende alom me een goeden naem soo van wegen syne studiën
als van wegen syne comportementen. Hij werd benoemd voor
3 jaar onder belofte van stadswege, dat, ingeval binnen die
3 jaren Assuerus Reckius mocht komen te overlijden en de
heeren curatoren over hem tevreden warenhij in diens plaats
zou worden benoemd. Hij aanvaardde zijne betrekking 6 Mei
1643 en verliet de school 1 November 1647. Eenige weken
later stierf Reckius zoodat van der Wiele hier steeds meester
der vierde klasse gebleven is.
Na 1643 was het aantal leerlingen nog steeds geklommen.
In 1644 waren er 118in de 4 volgende jaren 122 115
126 en 117. Onder zulke omstandigheden moest men het
personeel weder zoo uitbreidendat men evenals vroeger voor
ieder der 4 hoogste klassen een afzonderlijken meester had.
In de eerste plaats werd het noodig geacht de taak van den
conrector Urseling, die sedert de benoeming van van der
Wiele de 2de en 3<le klasse voor zijne rekening had, te ver
lichten. Den lsten Mei 1646 werd aan Isaak Jansonius in.
Mei 1642 als primanus alhier gepromoveerdtoen student in
de theologie te Utrecht, het onderwijs in de 3de klasse door
curatoren opgedragen op eene wedde van 400 gulden. Eerst
2 November 1647 wordt dit besluit van curatoren door Wet
en Raad bekrachtigd. Reckius die wegens zijn ziekelijken
toestand in November 1647 zich moest terugtrekkenwerd
in klasse 5 en 6 vervangen door Johannes Becius d)Jan
sonius en van der Wiele die vertrokkendoor Paulus Ye-
uitstekende bronnen, zooals de Stadsrekeningen en Registers ten Rade, die
hij voor het grijpen hadniet ingezien heeft. Het album der rectoren
(Zaaken van 't Lat. school enz.) dat hij wel geraadpleegd heeftleidt hem tot
eene geheel verkeerde gevolgtrekking. Want met Arnoldus van Citters
en Petrus (Ludovicus?) van Hekken aan-wie Petrus v. d. Wiele,
neef van onzen praeceptor, diens Epigrammata gedediceerd heeft, worden
bedoeld oud-leerlingen der vierde klasse, die tusschen 1644 en 1648 de
Latijnsche school hebben bezocht. Reitz, O;'., blz. 17.
L)e la Rue, blz. 4.