408 liet lioofd te stellen van een sterk achteruitgaande school en dat nog wel om liet rectorschap als bijbaantje waar te nemen. De gevolgen bleven niet uit. Persoonlijke gunst en recomman datie hebben hierzooals wij later 1) zullen zien een groote rol gespeeld. Overigens schijnt ook schaarschte aan geschikte paedagogen er het hare toe te hebben bijgedragente oordeelen naai de moeielijkhedendie zicli bij het benoemen van een conrector voordeden. Men liet verscheidene personendie van elders ge recommandeerd werdenoverkomen. Evenwel bleven de onder handelingen zelfs tegen aanbieding van hooger salaris s)vruch teloos. Eerst in de laatste dagen van 1683nadat de vacatuur bijna een geheel jaar had geduurdslaagde men er in een man te vinden, dien men voor geschikt hield. Deze was Jacobus Johannes Stiieinius uit Heidelberg s). De weduwe van den rector Maaïitens was na den dood van haar man tegen behoor lijke vergoeding in de school blijven wonen om nog eenigen tijd voor de kostjongens te zorgen terwijl de opvolger van Bieman in de 3de klasse Paulus Securius extraordinaire dien sten bewees in het waarnemen van lessen en daarvoor 100 gulden ontving 4). Reeds 8 Juli 1684 werd in de vergade ring van Wet en Raad een klacht ingebracht over de directie in de Latijnseke school en worden curatoren verzocht haar daerop te willen informeren en maatregelen nemen opdat de discipulen soodauigh geinstrueert ende geleert mogen worden dat deselve tot perfectie ende volcomen bequaemheyt werden gebrocht ende de schole toenemen ende floreren in plaetse dat deselve alsnu afneemt. Met den nieuwen conrector was men aanvankelijk zoo te vreden, dat men 2 jaren na zijne benoeming zijn verzoek om in plaats van 600 gulden 700 te mogen ontvangen, gelijk zijn Register ten Rade 5 Mei 1591 - 3) Register ten Rade 12 Juni 16S3. 3) Register ten Rade 27 December 1683. 4) Register ten Rade 19 Juni 1683.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1893 | | pagina 420