422
scholen zonden, die als van onds ook nn weer een doorn waren
in het oog der stedelijke overheid. Vooral waren het de zoons
van wijlen de Clercq den praeceptoren een zekere van
den Bossche, die door hun onderwijs der Latijnsche school
afbreuk deden. Herhaaldelijk hadden curatoren hun laten aan
zeggen dat zij aan niemand Latijn of Grieksch mochten leeren, dan
aan de jonge lieden die de Latijnsche school bezochten. Zij werden
dus alleen geduld als repetitoren. Men schijnt zich echter evenals
vroeger weinig gestoord te hebben aan de resolutiën van de
heeren curatoren, evenmin als aan die van HEAchtb. In 1703
had van den Bossche verscheidene jongelieden op zijn school
die hij voor de universiteit voorbereidde, zonder dat deze tevens
leerlingen waren van de stadsschool. Daarom hebben curatoren
op gezag van HEAchtb. 7 September 1703 1) goedgevondendat
voortaan alle onderwijs in oude talen buiten de stadsschool zal
verboden worden. Alleen rector en praeceptorendie met een
publieke autoriteit wegens hunne bekwaamheid bij HEAchtb.
daartoe zijn gequalificeerdmogen dit onderwijs geven. Van
den Bossche moest al zijn leerlingen wegzenden, alleen die
uitgezonderddie binnen het jaar naar eene academie zouden
vertrekken. Ook rector en praeceptoren mochten behalve aan
leerlingen der school alleen privaatlessen geven aan personen
die van het bezoeken der Latijnsche school uitdrukkelijk door
curatoren gedispenseerd waren. Er waren nl. in die dagen
//verscheidene luyden van jaren die buiten staat en ongenegen
zjnde in de school te gaanegter geern in de Latynsche
tale wenschten geïnstrueerd te worden/'
Ook deze maatregel heeft voor de school niets opgeleverd
integendeel het getal leerlingen, dat in 1703 39 bedroeg, daalde
in 1704 tot 36 en in het volgende jaar tot 32. Men moet
dus aannemendat of de autoriteiten niet bij machte waren hunne
rosolutiën te doen nalevenof dat de oudersdie tot nu toe
van de bijscholen gebruik hadden gemaakt, hunne kinderen naar
Not. Cur. 7 September 1703.