428 naar liet voorbeeld van den praeceptor Pettenius (zie boven blz. 423) de betrekking aan van ord. lector Litt. et Hist, met een traktement van 200 Wesseling was in dien tijd de eenige steunpilaardie liet vreeselijk verval der school nog eenigs- zins vermocht tegen te houden De rector Securius sinds 1683 aan de school verbonden, was oud en versleten en hoe het in de laagste klassen er uit zag, hebben wij gezien. Ook de laatst benoemde Lastdrager was zoo ongeschikt, dat hij weldra naar eene anderen werkkring omzag en in 1722 eene commysplaatse ging waarnemen te Sas van Gent. Bij dezen toestand was het cijfer der leerlingen in 1720 tot 16 gedaald. Tot overmaat van ellende was de opvolger van Lastdrager de Gorkumsche conrector Johannes de Vlieger nog slechter dan zijne voorgangersut qui pessimis insuper moiïbus et maxime ebriositati deditus erat s). Het laat zich denken, dat Wesseling 3) zich in deze om geving niet tehuis gevoelde en dat hem het vereerend beroep als professor Eloquentiae et Historiarum te Eraneker in 1723 dubbel welkom was. Hij vertrok reeds in April en de school moest zonder conrector voortsukkelen tot de zomervacantie. In denzelfden tijd werd de toestand van den ouden rector zoo ergdat curatoren zich genoodzaakt zagen aan PIEA. voor te- dragen //den soberen toestand waarin zich de Latijnsche school bevondhetwelk o. a. toegeschreven wierd aan de con- tinueerende indispositie van den jegenwoordigen rector P. Se curius, waardoor die man kragt en moed benomen wierd om gelyk hy voor desen heelt gedaan de instructie voor de jeugt ende ordre van de school met yver te behartigen sonder dat 14 Maart hield Wesseling zijne inaug. or. De leden van Wet en Raad, die Latijn verstonden werden tot bijwoning uitgenoodigd. Register ten Rade 24 Februari 1720. s) Reitz, Or., blz. 22. 3) Zie over Wesseling, Boeles, Frieslcmds hoogcschoolII, 2, 1, blz. 408 sq. 4) Register ten Rade 29 Mei 1723.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1893 | | pagina 440