436 den lutliersclien predikant Johannes Jacobus Treitel voor- loopig op het vroegere salaris van 600 gld. Aan curatoren werd overgelaten later bij goede bevinding te disponeeren over den extraordinairen toeleg van 150 gld. aan Reitz toegestaan 2). Nadat men het salaris van Reitz verhoogd hadwerd tevens den conrector Bröffel op zijn verzoek 100 gld. meer gegeven. Twee jaren later werd laatstgenoemde tot rector te Tiel be noemd. Om hem hier te houdenmoest men nogmaals tot een verhooging van zijn traktement overgaan, zoodat hij nu 900 gld. d. i. 100 gld. meer kreeg dan de rector 3). Natuurlijk gevoelde zich Abresch daardoor gekrenkt. En eerst nadat hij zich herhaaldelijk bij curatoren had beklaagd brachten deze de zaak voor Wet en Baad zeggende'/dat zy wel hadden getragt den rector van de hand af te wjsendog daerentegen meer en meer bleef urgeren op een vermeerdering van zyn tractement ende voorts versogt te mogen worden ge- honoreert met het lectorschap Ilistoriarum et Eloquentiae Na deliberatie werd besloten den rector tot lector aan te stellen op een salaris van 150 gld. 3). Uit het bovenstaande blijkt dat de houding van curatoren tegenover Abresch niet zeer welwillend was. Bröffel daarentegen, in 1736 benoemd tot rector en professor Ilistoriarum aan de ïllustre school te Zutfen trachtte men nogmaals door verhooging van salaris voor de school te behouden. Ditmaal evenwel was die poging te ver geefs. Hij vèrtrok en Wilhelm Otto Reitz praeceptor te Rot terdam werd in zijn plaats benoemd. Daar deze dr. juris was vonden curatoren het gewenscht hem het lectorschap in de rech ten met 150 gld. traktement aan te bieden om hem des te meer tot aanneming te bewegen. Reitz nam beide betrekkingen aan en ontving jaarlijks 825 gld. i). Register ten Rade 19 Augustus 1730. 2) Register ten Rade 23 December 1730. 3) Register ten Rade 17 Maart 1731. "5 Register ten Rade 17 November en 8 December 1736.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1893 | | pagina 448