437 De praeceptor Theitel had tot nu toe naast het praecepto- raat zijn predikambt waargenomenleefde echter in groote onmin met zijn kerkeraad. In 1737 waren die moeielijkhedcn zoo groot geworden, dat liij in weerwil van de zware lasten van zijn gezin voor deze betrekking wilde bedanken. Hij gaf dit te kennen aan het college van curatoren zich ten zeerste in de goedgunstigheid van IDEA. aanbevelende. Daarom stellen burgemeesters voor Treitel op een traktement van 150 gld. te benoemen tot translateur van hoogduitsehe brieven en andere documenten om hem te animeeren in liet waarnemen van zijn praeceptorschap en als vergoeding daarvoor, dat hij bij de be noeming van den conrector was voorbij gegaan. Dienovereen komstig werd besloten L). Ook een paar jaren te voren hadden curatoren hem een gunst bewezen. Volgens het laatste in 1730 opgemaakte reglement mocht niemand dan de rector kostjongens houden tenzij met consent van curatoren. Dit consent nu verleen den zij aan Treitel ten opzichte van een jongen, die de Latijnsche school bezocht en dus naar den geest van het regle ment bij den rector in de kost had moeten komen. Wat de beweegreden van curatoren geweest isof het louter medelijden met Treitel was, weten wij niet. Wellicht staat hiermede in verband een besluit van curatoren in hunne vergadering van 21 Februari 1742. In die vergadering nl. wordt o. a. beslo ten als opvolger van Abresch voor te dragen den conrector pteitz en tevens tot den nieuwen rector de volgende vermaning- te richten//Naardien het voornemen van de heeren van Mid delburg voornamelijk is om kostkinders aen te queeken 2), zoo werd den nieuwen rector op liet serieuste gerecommandeerd dat hij zorg zal dragen om de kostkinders behoorlijk van spijs en drank te verzorgen en voorts behoorlijk op te passen en bij Register ten Rade 18 Mei 1737- 2) In 1726 had de stad de kamers tot verblijf van kostjongens opnieuw in orde laten brengen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1893 | | pagina 449