468 kant (en curator) alhier den grondslag gelegd van een fonds om minvermogende leerlingen daaruit te laten studeerenheb bende bij testamentaire dispositie voor zijnen dood bekrach tigdin Januari 1613 behalve eenige legaten zijne goederen gemaakt tot opbrenging van zoovele studenten in theologie als men met den interest der penningen gevoeglijk koude onder houden zonder het kapitaal daarvan te verminderen willende dat de zorg voor deze goederen te bewaren en bedeelen zoude staan bij de curatores dezer schole en twee predikanten etc. Dit fonds is van tijd tot tijd door eene zuinige administratie voornamenlijk door legaten aan curatores voor studenten ge maakt geaccresceerd tot eene somma in nationale effecten van 4401 pd. vims of 26406 guldens, waaruit thans aan drie stu- deerende jongelingen f 470 bedeeld worden/1 Wat in bovenstaande opgaven betreffende de leerstof vooral de aandacht trekt, is, dat de wijsbegeerte, die eenmaal zulk een breecle plaats innam bijna geheel uit het programma verdwenen is. De uitmuntende methodedie men in de oude talen volgdeblijkt uit de opgaven betreffende de wijze van onderrichting en men be grijpt het leedwezen van curatoren, toen zij kort daarop in Fe bruari 1809 van den rector vernamen, dat hem het rectoraat te Arnhem aangeboden was. Den president-curator Lambkechtsen werd opgedragen namens het college den heer burgemeester te adieeren en van dit beroep kennis te geven met bijvoeging dat zijliedenovertuigd van het onberekenbaar verliesdat de school en het gymnasium (d. i. de lllustre School) door het vertrek van den rector zoude komen te ondergaan (wanneer de leerlingen van het onderwijs van een man zouden beroofd wordendie de zon derlingste begaafdheid heeft om de jeugd op eene aangename wijze te onderwijzen dezelve tot het gebruik van hun oordeel te gewennen en smaak voor het schoone en deugdzame op te wekken) den heer burgemeester verzochten zoodanig besluit te nemen, hetwelk het verblijf van den rector alhier konde fixeeren. Deze poging bleef helaas ij del en in het begin van Maart gaf Zillesen kennis, dat hij de benoeming had aangenomen. Na

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1893 | | pagina 480