4-78 werd, beviel liet liem vooral "dat de leerlingen hunne overzet tingen uit de Latijnsche in de Eransche taal deden."11 Na afloop van het examen had hij nog een conferentie met den rector. In de eerste plaats liet hij zich ter inzage geven de themata menstrua, de specimina poëtica en de oraties en declamaties der 2 laatste promoties. Een van deze laatste als ook ecnige der thema's nam hij mede om ze aan den graaf de Eontanes te laten lezen. Verder werd er de geldelijke aangelegenheid besproken. Hij verzekerde hierin het mogelijke te zullen doen. Ook vroeg hij eene opgave van de namen der leerlingendie zich in het laatste semester tam industria cjuain moribus hadden onderscheiden en zulks met certificaten van de respective praeceptoren tc corroboreeren ten einde daarvan loflijke mentie te maken in den almanach de l'université impérialewaarvan een voorbeeld te vinden inden almanac van 1810 pg. 286 vv. Den leerlingen moest vooral worden ingeboezemd respect voor allen die over hen gesteld waren, daar te vreezen was, dat jonge lingen, die op de scholen hunne meesters en opzieners niet behoorlijk respecteerden, naderhand ook geene gehoorzame en geschikte burgers omtrent de overheden zouden worden. Ook heeren curatoren moesten dit bij de eerste gelegenheid met veel ernst aan de leerlingen voorhouden. Ten slotte volgde nog eene bespreking over het casu quo op te richten academische etablissement. Bij liet verlaten van het gymnasium zeide Noel dat hij des Vrijdags zou terugkomen om 's rectors lessen over het Romeinsche en het Eransche recht bij te wonen en om na den middag de Eransche scholen te gaan visiteeren. Hieruit blijktdat de door van Hülthem gewensclite openbare lessen (blz. 47 6) inderdaad zijn gegeven en wel in het gymnasium althans Vrijdags van 1112 na afloop van de gewone lessen. Geen der curatoren had deze inspectie bijgewoond. De heer Drijfhout die op de uitnoodiging van den rector verklaard had te zullen komenliet zich even voor de komst van den inspecteur wegens indispositie excuseeren. tiet- is ook niet te verwonderendat curatoren wegblevendaar het bij de visitatie

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1893 | | pagina 490