488 de nieuwe lessen den omineusen naam van ncdessen kregen. Door deze nalessen werd de taak van den rector en conrector, beiden reeds op lioogen leeftijdniet weinig verzwaard. Daarbij kwam nogdat de Baad wegens den berooiden staat der ste delijke financiënnaar liet lieette voor die lessen wier getal per jaar voor elk docent ongeveer 45 0 bedroegsleclits een salaris van 150 gulden betaalde. De leermeesters hieven dan ook bittere klachten aan, dat men hun, terwijl een muziekles met 15 stuivers betaald werd, voor eene nales nog niet eens de helft gaf'. Ook curatoren vonden de betaling op verre na niet geëvenredigd aan den gevergden arbeid en meenden, dat men in plaats van 150 400 gulden moest betalen. Hun aan drang had eindelijk (in 1818) ten gevolge, dat het salaris althans op f 200 gebracht werd. Met de wiskunde zat men erg verlegen. Liefst zou men ook dit vakwaarvoor niet veel sympathie bestondaan Lpkema en Weyerman opgedragen hebben. Doch deze weigerden. Bij het kleine salaris, dat vermoedelijk voor dit vak zou uit getrokken wordenscheen niets anders over te schieten dan dat men een der onderwijzers van de lagere scholen aanstelde die den post als bijbaantje zou waarnemen. Maar een niet gestu deerde op een gymnasium was iets zoo ongehoordsdat curatoren de grootste moeielijkheden voorzagen. Wel was er toen een man in de stad, die uitnemend voor die betrekking berekend was. Dit was Jon an de Kanter Pïtzn. die van 18031806 als onderwijzer bij het Instituut voor dijken en wateringen in het departement Zeeland en sedert 1807 als lector in de wis- en natuurkunde hoewel autodidact uitstekende proeven van geschikt heid had gegeven en algemeen de hoogste achting genoot. Wanneer men het kon gedaan krijgen, dat liet in 1806 opge heven instituut weder werd opgericht en beide betrekkingen vereenigd een behoorlijk salaris opleverden, dan had men hoop. dat de Kanter bereid zou gevonden worden. Werkelijk deden dan ook curatoren stappen bij den gouverneur van Zeeland, evenwel te vergeefs en men moest dus eindelijk er toe over-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1893 | | pagina 500