4-93
dus geen gevaardat men hem spoedig verliezen zou Curato
ren hoopten dan ookdat de geest van wanorde nu spoedig
zou verdwijnen en dat de school weder in een beteren staat
zou komen. Doch in die hoop zag men zich deerlijk bedrogen.
De slechte geest onder de leerlingende verregaande brutaliteit
en onverschilligheid die met de komst van Hector waren ont
kiemd waren gestadig toegenomen. Batenburg alleen wist de
orde in zijne lessen redelijk te handhaven. Bij den rector echter
als ook bij den conrector was dit niet het geval. De mannen,
die een tiental jaren geleden nog met zooveel lof werkzaam
waren geweestdoor oud en jong geëerbiedigd warenwaren nu
door de gebreken des ouderdoms niet meer in staat aan zooveel
bandeloosheid het hoofd te bieden. Vooral de oude Weyerhan
wasten gevolge zijner doofheidsteeds blootgesteld aan spot
ternij en beleediging. In hun radeloosheid gebruikten de heeren
wel eens krasse middelen om de wanorde te bestrijden. Dit
was natuurlijk oliëin het vuur. Tot overmaat van ellende, was
Batenburg herhaaldelijk door ziekte verhinderd les te geven.
Het laat zich denken, dat de vruchten van het onderwijs bij
dien stand van zaken veel te wenschen over lieten. Curatoren
richtten in Mei 1828 een schrijven tot den rector, waarin zij
wezen op de heerschende gebreken en hem uitnoodigden zich
te verantwoorden. Deze zette in een uitvoerig schrijven de
oorzaken uiteendie tot den ellendigen toestand der school ge
leid hadden. Hij erkendedat die oorzaken voor een gedeelte
ook gelegen waren aan hem en zijn collega Weyerman, doch
dat zij beiden het mogelijke hadden gedaan en waar zij te kort
schoten men dit alleen moest wijten aan de gebreken van hun
nen leeftijd, vooral aan die van gezicht en gehoor.
Ook de praeceptor werd door curatoren uitgenoodigd zijn
gevoelen te kennen te geven. Met groote vrijmoedigheid wees
deze er o. a. op, dat ook curatoren veel zouden kunnen bij
dragen tot verbeteringindien de heeren nu en dan een onver
wacht bezoek wilden brengen op de gewone schooluren.
Maar om de school uit haar diep verval op te heffen was