508
beter aan den gang gehouden. Doch ook dit ging aanvankelijk
niet zonder horten of stooten. Immers nog voordat de nieuwe
cursus begon verloor liet gymnasium zijn docent voor de zoo
genaamde bijvakken. Den lieer Weber werd op zijn verzoek
wegens verandering van zijn werkkring aan de school van den
hoofdonderwijzer van Slutjs, eervol ontslag verleend tegen 1
Augustus. In de vacatuur werd voorzien door de benoeming
van twee leeraren aan de hoogere burgerschoolwaartoe dooi
den minister vergunning was verleend, 1:1. J. Kniphuizen n.l.
voor Nederlandsch en Fransch en J. J. Bellingwout voor het
Engelsch. De conrector werd definitief belast met het Hoog-
duitsch en, nadat hij zich op verzoek van curatoren daartoe
bereid had verklaardvoorloopig ook met de wiskunde.
In September had voor het laatst de openbare promotie en
uitdeeling van prijzen plaats in de Engelsche kerk. Zoo werd
dan eindelijk gebroken met het ellendige prijzenstelsel en tevens
met eene vertooning die met hare prozaische en poëtische
voordrachten in het Latijn hoe langer hoe meer een vrij komiek
karakter had gekregen daar een groot gedeelte van de toe
hoorders er geen syllabe van begreep.
In de plaats van H. J. Kniphuizen, in Mei 1870 over
leden werd eerst tijdelijk tot het einde van den cursus en
daarna den 239ten Juli definitief benoemd de heer D. van
Oost veen hulponderwijzer aan school C op de daartoe staande
jaarwedde van 350.
Na het overlijden van den leeraar J. J. Bellingwout werd 30
Augustus 1872 tot leeraar in het Engelsch benoemd de heer P.
II. van Moerkerken leeraar aan de* hoogere burgerschool.
Nadat de nieuwe wet op het hooger onderwijs in 1876 tot
stand was gekomen en het bij koninklijk besluit vastgestelde
leerplan verschenen washad in eene vergadering van cura
toren, gehouden 26 Mei 1877, de eerste beraadslaging plaats
over de reorganisatie van het gymnasium. Curatoren waren
het met hun voorzitter jhr. mr. J. W. M. Schorer vol
komen eensdat alles in het werk moest gesteld worden om een