564 genoemd hebbenmaar Baclitenburchteindien er ooit een Burcht had gestaan. Of .onze graven en burggraven in dat sombere Gravensteen wel eens nachtverblijf hielden, geloof ik nauwelijks. Er waren wel groote keldersofschoon geene overgrootemaar deze waren voor gevangenen en niet voor wijn. De abdij met haar gewel ven later dat deeldat men het heerenlogement noemde - stond met kelders en provisiekamers voor hen openhet com mandeurshuis der St. Jansridders moest ingericht zijn tot eene openbare herberg voor den graaf Zelandia IllustrataII 307 en de graaf had bovendien zijne eigene hofstede waar hij zeker vrij leven kon in de Gravenstraat en misschien had den ook de burggravenwaaronder vele heeren van Voorne waren hun eigen huis daar vlak bijalthans de Vrouwe van Voorne had er een hof. Het eene zoowel als het andere pleit dus niet voor een antiek en sterk kasteeldoch wel er tegen. Op de plaats van het mallumde rechtsplaatsis eene gevangenis gemaakt en niet een kasteel. 6. De beide oude muren, die als bewijzen van een burcht worden beschouwd, zijn dit niet. De meeste inwoners en ook jhr. Paspoort van Grijpskerke wijzen op twee oude murenals overblijfsels van een voor- maligen burcht. De eene is de scheidingsmuur tusschen de erven van perceel C 97 en C 10 thans bewoond door de heeren D. J. Mes op den Burgt en dr. P. P. J. Sibmacher Zijnen op de Markt. De muur in den tuin van C 97 bestaat wel is waar uit oude steenen, doch zij zijn korter en minder zwaar, dan die van menig ander gebouw b. v. van de fundamenten van den Westmonster- of van een onlangs ontgraven muur op het Koor- kerkhof of van steenen uit het huis van Domburg. De nis in dien muur bewijst ook niets voor een alouden oorsprong; het is misschien een doortocht geweest. Kortom deze, kort bij den zoogenaamden burcht geplaatsten muurkomt mij voor

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1893 | | pagina 576