572
2°. Door een dam tegen het tandwater, dien men nog den
Seisdam noemten waardoor men gelegenheid vond den loop
der watergangen te leiden.
3°. Zij moesten hun geheele eiland rondom waar het noodig
was, door waterkeeringen beschutten, die echter zeker aan
vankelijk te laag zullen geweest zijn, terwijl aan den terminus
der watergangen zekere plassen overbleven, die men schuit-
vlotten noemde en die buiten de stad lagen. Men kent nu
nogofschoon thans binnen de stadhet Domburgschedat de
schuiten van Domburg en Westkapelle opnamliet Armeniaansche,
liét Vlissingsche en Veersche, die ze opnam van st. Laurens,
Vlissingen, Veere. Thans is, met uitzondering van het Arme
niaansche alles straat geworden.
Al dat noodige zal wel spoedig verricht zijn geweest, zoodra
de bevolking talrijk genoeg was geworden en deze zal ook spoedig
zijn toegenomen, zoodra Walcheren meer bewoonbaar werd gemaakt
door binnen- en buitendijken. Deze toenemende bevolking heeft
zeker het gansche eilandje in bezit genomen en het omringende
zeewater herschapen in eene omringende gracht, die ook nu
nog de binnen- of zoutegracht isdoch thans de namen draagt
van Heerengracht, Beenhouwerssingel en kaden. Zoodra het
eilandje dan ook eene stad of burcht geworden was, moet het
de grootte der tegenwoordige binnenstad hebben gehad, dat is
men kan haar eerste grootte schatten op ongeveer 40 hectaren.
Natuurlijk heeft het in den eersten tijd niet ontbroken aan
slootenpoelen of inhammenenzooals ik reeds opmerkte
de oude riolen geven daaromtrent wel eenige opheldering. Ik
wensch niets te gissen omtrent die geheel in het duister lig
gende. zaken; slechts dit eene naar aanleiding van liet kaartje
van jhr. Paspoort. Behalve den bekenden cirkel van huizen,
die volgens Yerheye van Citters niet naar ik meen volgens
Paspoort eene eerste uitlegging zou geweest zijnen die
geheel op een dwaalbegrip berustteteek ent Paspoort op zijn
kaartje aan eigenlijk meer om genoegen te doen aan jhr.
Pethaan Macaré dat een tak der Arne door de Langedelft