585 op liet. schavot in de Abdijwanneer de straf ontsproot uit misdrijven tegen de Kerk of wanneer er eens een hoog persoon in de stad kwam. Lichtere militaire straffen hadden in mijn tijd wel op de Balans plaats, doch geene eigenlijke lijfstraffen. Voor 1738 ik ontleen dit aan de bijdrage van Walraven en Polderdijk, in het Archief VII» deel 3° stuk blz. 338 bracht men de dooden naar eene galg buiten de staddie daar altoos stond en dusnaar ik meenvan steen wasde lijken moesten door de vogelen worden opgegeten. Werden er menscken geïncinereerddan geschiedde dat ook buiten de Noord Dampoort. Walraven en Polderdijk hebben ons de juiste plaats aangeduid, waar die galg stond; het was bij de hofstede Wijdauin het water en in eene bocht van de oude Arnedijkendie nog te zien is nabij het Arnemuidsche voetpad. De latere galg stond aan de zuidzijde der latere haven nabij het Nieuwland. Jan Catoen met zijn makker Prancies Meertens waren volgens genoemde schrijvers de laatstendie daar tot afschrik van een ieder waren tentoongesteld. Een ander persoon van die rooversbendeModestus van de Perre nomen in dat geval geen omenkwam er, omdat hij wat jonger was en der justitie wat diensten bewezen had, beter af; hij moest zijne twee makkers zien hangen, kreeg dan onder eene halve galg eene geeseling en een brandmerk toen nog niet met het fransclie T. P. maar met het stadswapen en daarna zijne vrij heid, mits na 50 jaren. De namen worden nog genoemd van hendie hier hun leven lieten. Uit den guillotine-tijd noemt men, behalve met weifeling dien van zekeren Boone dien van Jan Karel Eemenes op 22 Maart 1813 en van een ander één dag later. Met de koord werden omstreeks 1825 Wiemer en de Smet uit Eede te gelijk wegens doodslag gestraft en in 1817 twee broeders Nieuwenhuizen uit Schouwen om dezelfde reden doch niet tegelijk. Later J. Per voost, doodslag van zijne grootmoeder Kootje Baart uit Oudelande eene vrouw

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1893 | | pagina 597