a
ningen niet verder voort te zetten, ook omdat veel der daarin
voorkomende zaken van elders voldoende bekend zijn en de
groote moeitedie er aan verbonden isniet zou worden beloond.
De overtuiging, dat ik door de gedane nasporingen veel heb
kunnen aan het licht brengenwat tot dusverre onbekendof
ophelderenwat nog duister waszal mij steeds met genoegen
den volbrachten arbeid doen beschouwen.
Domburg, 7 Maart 1890.
H. M. KESTELOO.