ZEELAND TIJDENS DEN BERGBOUW.
Men weet niets van O nel-Zeelanddan alleen dit, dat
in de 3e eeuw na Christus er menschen liebben gewoonden
daaronder Bomeinsch-Germaansche kooplieden, op de westkust
van Walcheren en Schouwen achter de reeks van duinen; zonder
twijfel was er verkeer tusschen hen en de bewoners van Brit-
tannie en de taaldie ze spraken zal wel weinig verschillend
zijn geweest van die der Britten, namelijk van die der bewo
ners van Kent.
Stellen wij den bergbouw in de 6e eeuwdan vinden wij
uit dien tijd niets terug dan de bergjes zelve en oude na
men van oorden, maar vooral van watervlakten en stroomen.
Men moet zich dus Zeeland voorstellen, niet zooals nu uit
enkele eilanden bestaande, maar als een onbegrijpelijken chaos
van veelal onbewoonbare schorren met watergleuven, slooten,
kreken, weelen of andere takken van de Schelde; men moet
zich daarenboven voor oogen stellendat vele der kedendaag-
sche zandbanken ook al of niet voor exploitatie vatbare schorren
warenmisschien bewoond door menschendoch nu verzwolgen
Al die gronden waren alluvium met een ondergrond van zand
eu zeeklei of zavel met een nog diepere laag van uit moeras
riet gevormden veen- of derriegronddie ondergronden hebben
voor duizenden van jaren hun tijd van bestaan gehadzij
zijn trapsgewijze gezakt, en de latere bezinksels verschilden
naarmate de stroomen of zand aanvoerden of klei. De aan den
duinkant gelegeneofschoon hier en daar door zeearmen afge
broken westkant bleef door het overwaaiende zand steeds
hooger en vormde zooveel te lichter een cul cle sacwaarin
de rivier- en zeebezinksels spoediger konden neerslaan, en dus
ook spoediger bewoonbare grond kon ontstaan.
De duinenreeks rolde meer en meer naar binnen en toen
maals veel sneller dan thansomdat men geene helmbeplanting
of zeeweringen kende. Elders heb ik er op gewezen, dat de